Gevochten werd er, in de Peel
Het Brabantse Land van Cuijk wil een plaatsje op de toeristische kaart veroveren. Het gebied heeft dan ook het nodige te bieden. Zeker voor de bezoeker die naar oorlogssporen speurt.
Rob Vloet (70) wacht in de tuin van de biologisch-dynamische boerderij- en natuurwinkel De Nieuwenhof, even ten zuiden van het dorpje Mill. Bezoekers worden welkom geheten met koffie, een bijzondere theesoort en een zelfgebakken ”kuukske” met honing.
Rob is ”groeter”, een functie die is afgekeken van New York. Daar kunnen toeristen gratis een ”greeter” inschakelen die hun iets over de stad vertelt. Het Regionaal Bureau Toerisme Land van Cuijk gebruikt het middel om de streek te promoten.
Op de wit-groene damesfietsen van het toerismebureau gaat het naar de Peel-Raamstelling. Vloet wijst de weg langs het Defensie- of Peelkanaal. Werklozen uit de Randstad groeven het in 1939 als antitankgracht. „Tanks van de Duitsers konden er via de glooiende wal aan de oostkant wel in rijden”, vertelt Vloet. „Maar omdat de wal aan de westkant steil omhoog kwam, zouden ze nooit uit het kanaal kunnen komen.” Op 200 meter afstand van elkaar, langs het Peelkanaal, staan nogal altijd dreigend de sombere kazematten, de Nederlandse tegenhanger van de Duitse bunker. Mijnenvelden, loopgraven en prikkeldraadversperringen completeerden destijds de linie.
Aspergestelling
Zwak punt was de spoorlijn Boxtel-Wesel, het Duitse Lijntje. Vloet fietst door naar de zogenaamde aspergestelling in de voormalige spoorlijn. „Nederlandse soldaten konden deze zware metalen balken in de spoorlijn ophijsen als de Duitsers via het spoor Nederland wilden binnenvallen.”
En de Duitsers kwamen. „In de vroege ochtend van 10 mei 1940 namen Duitse militairen in Nederlandse uniformen de spoorbrug bij Gennep over. Een Duitse pantsertrein en daarachter een trein vol soldaten passeerden vervolgens de brug”, en denderden ongehinderd het Brabantse land in. De Duitsers stopten bij het gehucht Zeeland, ten zuidwesten van Mill, en de militairen stapten uit. „Ze verloren echter het radiocontact en daarom ging de pantsertrein terug. Nederlandse soldaten hadden inmiddels in de gaten gekregen dat Dúítse treinen waren doorgebroken, en hadden de ‘asperges’ opgetrokken. De pantsertrein vloog er in volle vaart op. Omdat de asperges naar het oosten waren gericht, werden de eerste twee wagons gelanceerd en kwamen 100 meter verder in het kanaal terecht.”
Diverse Duitsers kwamen om het leven, waarna hun collega’s zich op de Peel-Raamstelling richtten. De aspergestelling en het Nederlandse verzet tegen de overmacht vertraagden de Duitse opmars met ruim een dag. Een monument van herplaatste asperges herinnert anno 2016 aan het effectieve verdedigingsmiddel.
Over elkaar heen
De fietstocht voert naar een monument wat verder naar het noorden. Daar stond in 1940 een rij van twaalf Nederlandse kanonnen uit 1880, gericht op het oosten. De doorgebroken Duitsers naderden echter vanuit het zuiden. De Nederlandse militairen speelden het klaar om de kanonnen 90 graden te draaien en op de vijand te schieten. „Voor het eerst in de geschiedenis” deden ze dat over elkaar heen, meldt het monument. De Duitsers keerden om. Anno 2016 staat er een vredig bankje, gericht naar het oosten.
Verder naar het noorden ligt het recreatiegebied De Kuilen. Vloet stopt bij een luisterkei van de Liberation Route. Via een QR-code is een geluidsfragment op internet op te sporen dat de krijgsgeschiedenis van het zuidelijkste meertje vertelt.
Op die plek bouwden de Britten in de winter van 1944/1945 vliegveld B89, bedoeld om luchtsteun te geven aan de in Brabant vastgelopen troepen van de Engelse maarschalk Montgomery. Na vier maanden werd het vliegveld weer verlaten, omdat de geallieerden niet bij Arnhem, maar elders over de Rijn waren getrokken.
Walvisbotten
Inmiddels ziet het er ook hier een stuk vrediger uit. Bezoekerscentrum De Kuilen biedt informatie over wat er na de oorlog gebeurde: zandwinning en de aanleg van een strandje. Beheerder Carolien Geurts van Kessel vertelt er graag over de haaientanden en de walvisbotten die altijd nog in het zand worden gevonden.
De kazematten van de Peel-Raamlinie, soms vergezeld van loopgraven, vertellen hun eigen fascinerende verhaal. Zowel ten zuiden als ten noorden van Mill staan ze, dichtgemetseld of -geschroefd, als toonbeelden van een voorbije strijd.
Grootste tankslag
Ook in het zuidelijker gelegen Overloon zit een groeter klaar: Peter van den Berg. Hij is geboren en getogen in het dorp dat na oktober 1944 een totaal andere aanblik kreeg.
Toen schoten de Engelsen in een paar dagen Overloon met 100.000 granaten ”stormrijp”. Tijdens deze ”vuurwals”, de tankslag en het huis-aan-huisgevecht met de Duitsers werden bijna alle 300 woningen in het dorp vernield. Ook de rooms-katholieke kerk veranderde in puin.
Sindsdien staat het dorp vooral bekend om het Oorlogsmuseum, opgericht ter nagedachtenis aan de grootste tankslag in Nederland. Onbekender is het verhaal van de wederopbouw van het dorp. En dat vertelt Van den Berg.
Eerst gaat deze naar zijn geboortehuis aan de Engelseweg. „Overloon was één grote ruïne. Slechts een paar huizen stonden overeind. Ook het huis van mijn ouders was verwoest. Zij waren naar het buurdorp Sint Anthonis gevlucht.”
Medio 1945 kwam de bevolking van Overloon terug. „De eerste huizen werden opgebouwd met de stenen van de oude. Omdat mijn vader hoofd der school was, kreeg hij als een van de eersten een woning. Verder waren er destijds vier noodbakkerijen en een noodkerk.”
Wederopbouw
De pastoor van het dorp, M. van Boxtel, coördineerde de wederopbouw van het dorp. Ook was hij verantwoordelijk voor de bouw van een nieuwe kerk, gewijd aan de heilige Theobaldus.
Van den Berg is trots op de kerk uit 1956, de doopvont uit de 15e eeuw, het kruisbeeld uit de 17e eeuw en de vele kunstwerken, die dankzij Van Boxtels contacten werden aangeschaft. „De pastoor was „gene gemekkelijke”, zoals dorpsgenoten zeggen. Hij vertikte het Overloon op te schepen met een traditionele kerk en schuwde een conflict daarover met het bisdom niet. Hij wilde iets bijzonders en bezocht veel kerkgebouwen in binnen- en buitenland. Zijn keus viel uiteindelijk op een Zwitsers ontwerp.”
Aan de binnenkant vertoont de kerk stalen balken die naar het priesterkoor lopen. „Volgens mij de eerste keer dat stalen balken zijn gebruikt in het kerkinterieur.” De buitenkant toont grote reliëfs in het metselwerk, links van de schepping, rechts van de Drie-eenheid.
Door het dorp heen staan zeven bronzen beelden van dierentuindieren. „De dieren zijn aanwezig in onze dierentuin, Zoo Parc Overloon, en hebben een relatie met de oorlog”, aldus Van den Berg. Zo ligt er op de Engelseweg een zeeleeuw. Met een uitkijkraampje, want een ”Seelöwe” was ooit een Duitse onderzeeboot.
In het centrum van het dorp staat een kunstwerk dat Britse veteranen oorspronkelijk in 1984 onthulden. „Helaas is het bronzen beeld, net als de dromedaris uit de dierenserie, gestolen. Van granaatscherven is een nieuw exemplaar gemaakt.”
Goede duik
Iets verderop staat nog een monument: een gift van onderduikers die Maria bedanken „v.d. goede duik.” Overloon met zijn 1600 inwoners herbergde in de oorlog in totaal 300 à 400 onderduikers. Nu telt het dorp 3700 inwoners en brengt het asielzoekerscentrum even buiten de plaats 800 mensen onderdak.
Volgens Van den Berg bestaat er in het dorp geen weerstand tegen hen en heeft het oorlogsverleden daar alles mee te maken. „We hebben de wederopbouw met z’n allen klaargespeeld. Die saamhorigheid is nog steeds te merken als het gaat om de zorg voor de asielzoekers. De Overloner probeert het samen te doen.”
Aan de Museumlaan, richting het oorlogsmuseum, staat nog een van de drie woningen die de oorlog hebben doorstaan. „Overloon is als een feniks uit zijn as herrezen”, meldt het bordje bij de lindeboom. Ook deze boom is een van de weinige in Overloon die de oorlog hebben overleefd. „Dit is mijn dorp”, zegt Van den Berg. „Dit is mijn Brabant.”
Dit is het eerste deel in een serie over overblijfselen van oorlogen in het Land van Cuijk. >>heerlijkeontmoetingen.nl >>liberationroute.nl >>stichtingsporenvandeoorlog.nl >>tracesofwar.com
Slapen in een marinevliegtuig
In het Land van Cuijk kun je niet alleen de oorlogssfeer proeven, maar er ook in slapen. Het Fitland Hotel in Mill is al van ver te zien. Een –weliswaar naoorlogs– Duits marinevliegtuig torent boven het complex uit.
De Breguet Atlantic 1150 spoorde tot 2006 voor Duitsland onderzeeërs op, maar werd in 2008 door Fitlanddirecteur Maarten van Kempen –oud-marinier– gekocht om er een hotel met twee kamers van te maken. Het vliegtuig ‘zweeft’ zo’n 10 meter boven de aarde.
Alles is in stijl. De hotelreceptioniste wenst de gasten een „goede vlucht” met Dormylle Airlines. Een koffertje bevat een overlevingspakketje, inclusief een Dormylle-kotszakje. Naast de waskom staat een stekkerpaneel. Verder is de cockpitsuite –à 259 euro per nacht– compleet: een ijskoude airco, tafel, tv, banken, bad, bed.
Dat bed, een redelijk kort tweepersoons, is het meest spectaculair: onder het bedieningspaneel van de piloot, in de dubbele romp, waar voorheen de radarapparatuur stond.
Het verblijf is ook in stijl. Het uitzicht op de welnessboot is fraai. De wind zorgt ’s avonds warempel voor enige turbulentie. En ondanks dat de gast de glazen koepel zo veel mogelijk opvult met rode kussentjes, zorgt de opgaande zon voor een –in oorlogstijd normale– korte nacht.