Buitenland

Internet deed Howard Dean de das om

Howard Dean, een van de Democratische politici die in 2004 een gooi naar de kandidatuur voor het Amerikaanse presidentschap deden, haalde veel geld binnen voor zijn verkiezingskas. Via internet. Maar datzelfde internet deed hem enkele maanden later de das om.

W. B. Kranendonk
4 August 2016 19:55Gewijzigd op 16 November 2020 05:32
Howard Dean werd belachelijk gemaakt toen een schreeuw van hem in 2004 speciaal werd uitgefilterd. beeld Wikimiedia
Howard Dean werd belachelijk gemaakt toen een schreeuw van hem in 2004 speciaal werd uitgefilterd. beeld Wikimiedia

Peter Daou, internetstrateeg tijdens de campagnes van de Democraten John F. Kerry in 2004 en Hillary Clinton in 2008, is enthousiast over de rol van internet bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen. „Hoe groter de onlinewereld wordt, hoe beter het is voor de democratie.”

John Edwards zal dat Daou niet nazeggen. Edwards streed in 2004 net als Kerry om de Democratische kandidatuur. Maar hij moest het afleggen tegen John F. Kerry. Die hem overigens nog wel aantrok als zijn running mate.

Dat Edwards op achterstand kwam te staan, had onder andere te maken met een filmpje waarmee zich bijna 1 miljoen kijkers kostelijk vermaakten. Het was stiekem opgenomen door een amateur die er lol in had filmpjes te maken en die vervolgens op internet te zetten. De Republikeinen buitten deze unieke kans uit. Met als gevolg dat Edwards in een neerwaartse spiraal terechtkwam.

Het beeld dat van de Democraat werd opgeroepen, had iets zieligs. Terwijl de man die president wilde worden in een televisie­studio zat te wachten, frunnikte hij twee minuten lang aan zijn haar. Was het ongeduld of speelden de zenuwen hem parten? Niemand 
die het antwoord gaf. Maar het had funeste gevolgen. De aanstormende wereldleider verschrompelde tot een nietige burger die vooral kon tobben; zeker niet iemand die lef toonde. Dus geen man om je stem aan te geven.

Jarenlang gold dat de media 
–krant, radio en vooral tv– een politicus kunnen maken en breken. Dat geldt nog steeds. Maar vergeleken met internet zijn oude media betrekkelijk ongevaarlijk. Hoezeer men het ook oneens kan zijn met het inhoudelijke beleid van een redactie, doorgaans zit daar herkenbaar beleid achter. Daar kan een politicus enigszins op anticiperen. Hij weet uit welke hoek de wind waait. Dat is anders bij internet. Iedereen kan iets op het net zetten. Aanvallen zijn van alle kanten mogelijk.

Hillary Clinton weet wat het is om in de digitale kijker te staan. Tijdens de campagne van 2008 probeerde ze tijdens een verkiezingsbijeenkomst het volkslied mee te zingen. Dat is te zien op YouTube. Kijkers zijn het over één ding eens: Hillary kan niet zingen. Zelfs bij het volkslied, dat elke Amerikaan moet kennen en kunnen, gaat ze de mist in.

Howard Dean is wel het meest bekende en deerniswekkende voorbeeld van de vernietigende kracht van internet. Tijdens een partijbijeenkomst in Iowa hield hij begin 2004 een toespraak waarin hij beloofde te winnen. Zijn overmoedige uitspraak sloot hij af met ”Yeaheahhh”. Omdat hij in een volle, rumoerige zaal stond, schreeuwde hij nogal hard. De techneuten filterden de bijgeluiden weg en de kijker hoorde alleen een harde schreeuw van Dean, die nogal overdreven leek. Tv-stations pikten dit direct op en Dean werd neergezet als een man die onvoldoende geestelijke stabiliteit had om president te worden. De toespraak werd berucht als ”I have a scream”-speech. De parallel met de toespraak ”I have a dream” van Martin Luther King is evident. Miljoenen keken nadien via YouTube met genoegen naar de vele parodieën. Dean was uitgepraat. Dat laatste was opmerkelijk. Juist hij was erin geslaagd als een van de eersten via internet veel geld voor zijn campagne binnen te halen.

Via hun eigen website kunnen kandidaten zelf informatie verspreiden, zonder tussenkomst van kritische journalisten. Vooral iemand als Donald Trump is daar zeer bedreven in. Daarnaast vormen sociale media een uitgelezen middel om geld te werven. „Online­fondsenwerving is tegenwoordig cruciaal voor de financiering van politieke campagnes”, concludeert het Institute voor Politics, Democracy and the Internet in Washington.

Sinds 2000 stijgt het aantal kleine giften (onder de 200 dollar) het snelst. Een bedelmailtje 
van een kandidaat is snel goed voor een paar honderdduizend dollar. Mensen maken al vlug 
5 of 10 dollar over. Zegt dat alles? Nee, want in 2004 haalde de Democraat John F. Kerry meer geld binnen dan George W. Bush. Maar desondanks verloor hij.


zomerserie De route naar Washington

Leuke weetjes over de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Vandaag deel 4: internet.

Meer over
Witte Huis

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer