„Vader schreeuwde van pijn”
Oudere inwoners van Hollandscheveld, onder de rook van Hoogeveen, huiveren bij het horen van de naam Dirk Hoogendam. De SS’er voerde in de Tweede Wereldoorlog een waar schrikbewind.
Samen met onder meer SS-officier Auke Pattist jaagde Hoogendam op onderduikers, verzetsstrijders en Joden. „In totaal hebben ze tussen de 150 en 200 mensen geïntimideerd, gemolesteerd, en verraden. Tien mensen die Hoogendam heeft opgepakt, zijn later vermoord, vergast of omgekomen”, weet Albert Metselaar. De Hoogeveense historicus maakte een zwartboek over Pattist en Hoogendam.
De in Vlaardingen geboren Hoogendam maakte zich schuldig aan talloze wreedheden. Niet voor niets stond hij in Hollandscheveld bekend als de Bokser. In het SS-kwartier tuigde Hoogendam zijn slachtoffers op gruwelijke wijze af. Joodse vrouwen werden op een soort rekbank gelegd, waar ze hevige pijn leden. Omwonenden lagen wakker van het gegil van de slachtoffers.
In het zwartboek doet Rolinka Smit een aangrijpend relaas over wat haar vader en opa moesten doormaken toen ze op 2 januari 1945 in handen vielen van de SS. „Hoogendam zette mijn vader tegen de muur in de keuken en kneep zijn keel dicht, waarbij hij genoot van de uitpuilende ogen.” Later sloeg Hoogendam de man „op beestachtige wijze bont en blauw. Hij werd bij zijn haren gepakt en rondgesleurd. Vervolgens knipten ze zijn haren af. Hij moest ze zelf bij elkaar zoeken en in de kachel gooien. Dit alles gaf Hoogendam blijkbaar nog niet genoeg voldoening en daarom liet hij mijn vader ook nog eens honderd kniebuigingen maken met een kruk in de hand. Dat was ontzettend zwaar en niet lang vol te houden. Iedere keer trapte Hoogendam de kruk weg en moest mijn vader van voren af aan beginnen. Mijn vader vergeleek deze periode met de hel. Hij was 18 jaar, zijn vertrouwen in de medemens is er in deze periode volledig uitgeslagen.”
Vuurvreter
„Hoogendam was de grote vuurvreter, de beul”, zegt Lute Vlietstra in zijn woonkamer in Hollandscheveld. Op 13 december 1944 maakte hij als kind de wreedheden van de SS’er van nabij mee. In die nacht omsingelde een dertigtal SS’ers de boerderij. Ze waren op zoek naar Lutes broers Berend en Marten (destijds 20 en 18 jaar, Marten is de christelijke gereformeerde emeritus predikant ds. M. Vlietstra). De twee jongemannen weigerden in Duitsland te gaan werken en doken onder.
„Zo’n nacht vergeet je nooit meer”, blikt Lute Vlietstra terug. „Ik was toen acht jaar. Ik weet nog goed hoe Auke Pattist boven op zolder kwam en de dekens wegtrok. Op zoek naar mijn broers, maar die waren er gelukkig niet. Auke Pattist probeerde m’n zusje van vier te ontfutselen waar mijn broers waren. Zo van: Zo Jopie, jij weet zeker wel waar Berend en Marten zijn.”
Vader Albert Vlietstra, destijds 48 jaar, moest meekomen naar de deel. Zoon Lute: „Het toen bar koud. Vader had alleen zijn onderbroek aan. Hoogendam heeft hem toen geweldig geslagen. Ik hoorde vader hard schreeuwen, terwijl hij echt niet zo gauw schreeuwde.
In het SS-onderkomen in Hollandscheveld werd Albert Vlietstra vijf weken gevangen gehouden. Hij moest dag in dag uit aardappels schillen. Hij was ooggetuige van de mishandelingen en vernederingen die onder meer de Joodse meisjes ondergingen. Lute: „Als een van de SS’ers ei op z’n broek morste, moest een Jood dat aflikken. Ook lieten de SS’ers Joden drie dagen boven op een kast zitten.”
Blindgestaard
Lute Vlietstra, zelf lid van de buitengewone hervormde wijkgemeente van Hollandscheveld, hoopt dat Dirk Hoogendam alsnog zijn straf krijgt. „Ik heb geen wraakgevoelens, maar ik begrijp niet dat zo’n man zomaar door kan leven. Op z’n minst zou hij de mensen in Hollandscheveld excuses aan moeten bieden. Ik vind het echt onbegrijpelijk dat die man daar in dat Duitse dorpje lid van de kerk is en toch voorbijgaat aan zijn wandaden. Er is zoveel gebeurd. Die man heeft zich helemaal blindgestaard op het Duitse rijk. Hij heeft zich hier helemaal uitgeleefd.”