Een hoge, „inhoudsloze” functie
”Zijne overbodige excellentie”. Zo noemden politici John Adams, de eerste vice-president (vp) van de Verenigde Staten. Het is niet de enige grap die in omloop is over de vervanger van de president van Amerika. Grossier was Dan Quayle, de running mate van George H. W. Bush. Over hem waren er zo veel grappen dat er een kwartaaltijdschrift mee te vullen was: The Quayle Quarterly.
Doorgaans staat de plaatsvervanger van de president slechts even in de kijker: bij zijn aantreden als running mate. Donald Trump wees Mike Pence, sinds 2013 gouverneur van de staat Indiana, aan als zijn maatje. Hillary Clinton koos Tim Kaine, voormalig gouverneur van Virginia.
De keus van de kandidaat-vp vinden politieke commentatoren vooral interessant omdat ze daaruit afleiden op welke punten de presidentskandidaat aanvulling nodig denkt te hebben. Reagan wees in 1980 George H. W. Bush aan om de band met het zakenleven te verbeteren. De keus van Trump voor Pence is een duidelijke poging om de meer conservatieve christenen aan zich te binden. Feitelijk heeft Hillary Clinton met de aanzoek aan Kaine hetzelfde op het oog.
Presidentskandidaten proberen met de keus van de running mate dus meer balans in hun verkiezingsprogramma te krijgen. Wanneer het duo bekend is, wordt in verkiezingsjargon gesproken van een ”ticket”. Ook andere zaken kunnen meespelen. John F. Kennedy koos Lyndon B. Johnson vooral om geen last van hem te hebben. Al Gore vroeg in 1990 Joe Lieberman, om daarmee duidelijk te maken dat hij echt anders was dan Bill Clinton met zijn escapades. Lieberman, een Jood, was de eerste Democraat geweest die Clinton op het matje had geroepen vanwege zijn onbehoorlijke gedrag.
De taak van een running mate is dus duidelijk het ondersteunen van de presidentskandidaat bij zijn race naar het Witte Huis. De term is ontleend aan de paardenraces. Een running mate is de stalgenoot van het paard dat kans maakt om te winnen. Het bepaalt tijdens races de snelheid voor de kandidaat-winnaar. Zodra het ‘hulppaard’ zijn werk heeft gedaan, zie je het niet meer.
Stilzitten in de wachtkamer. Dat is feitelijk het lot dat veel vp’s trof. Bij hun ambt behoort weliswaar het voorzitterschap van de Senaat, maar daar waken ze slechts over de procedures. Alleen als de stemmen staken, beslissen ze mee.
Toen Harry Truman in het voorjaar van 1944 werd gepolst of hij vp van Franklin Roosevelt wilde worden, zei hij geen zin te hebben, omdat hij dan alleen maar wat kon „rondhangen in Washington en wachten op een begrafenis.” Desondanks trad hij in januari 1945 aan als vp. Drie maanden later was er de begrafenis. Roosevelt overleed onverwachts.
Rondhangen in Washington deed echter niet elke vp. Thomas Jefferson trad in 1797 aan als tweede vp. Hij schreef zijn vrouw dat het op een na hoogste ambt werkelijk niets voorstelde, en vertrok naar zijn landgoed Monticello.
John Tyler vertoefde op zijn boerderij in Williamsburg toen hij in de vroege morgen van 5 april 1841 werd gewekt omdat president William Harrison was overleden. Tyler ging spoorslags naar Washington en legde daar de eed af. Dat was tegen de zin van veel Congresleden. Zij zagen de opgeroepen vp vooral als interimmer, terwijl Tyler zelf volwaardig president wilde zijn. Uiteindelijk legde hij met die houding de basis voor het latere besluit (1967) dat de vp een volwaardige vervanger is bij overlijden of ontstentenis van de president.
Nadien is ook de betekenis van de vp toegenomen. Sinds Walter Mondale, de vp van president Carter, hebben plaatsvervangers van de president een duidelijk beleidsterrein waar ze zich in vast mogen bijten. Al Gore kreeg van Clinton de opdracht om de overheidsbureaucratie terug te dringen. Dick Cheney, vp van George W. Bush, regisseerde het buitenlands beleid.
De benoeming van de running mates, van wie er één waarschijnlijk vp wordt, is dus van grotere betekenis dan de uitspraak van Thomas Marschall, van 1913 tot 1921 vp van president Woodrow Wilson, suggereert: „Er waren twee broers. De ene wandelde de zee in, de andere werd vicepresident. Van beiden is nooit meer iets vernomen…”