„Doofpot alleen goed bij Lockheed-affaire”
NIJMEGEN. Het ministerie van Veiligheid en Justitie mocht dan rond de bonnetjesaffaire van de Teeven-deal niet in staat zijn geweest een doofpot te creëren, negatief is de betekenis van dat woord wel. Toch is het stilzwijgen van dingen niet altijd slecht.
Politiek historicus Johan van Merriënboer van de Radboud Universiteit in Nijmegen stuitte onlangs op de Lockheed-affaire „waar nog altijd een doofpotgeur omheen hangt.”
De meeste feiten zijn ongeveer bekend. De Amerikaanse vliegtuigbouwer Lockheed betaalde in de jaren 60 en 70 prins Bernhard 1,1 miljoen dollar aan smeergeld voor zijn inspanningen om Nederland een Lockheed-straaljager te laten aanschaffen. Toen dit bekend werd, leidde dat in 1976 tot een crisis in het koningshuis. „Zijn vraag om meer geld lijkt zelfs op een poging tot afpersing”, aldus Van Merriënboer. „Het viel alleen moeilijk te bewijzen. Dan zouden allerlei Amerikanen hier voor de rechtbank moeten getuigen.”
Het kabinet-Den Uyl besloot hetzelfde jaar de man van toenmalig koningin Juliana niet te vervolgen. Het eiste wel dat Bernhard afstand deed van zijn militaire functies en geen uniform meer zou dragen bij openbare gelegenheden. „En hij werd min of meer berispt”, zegt Van Merriënboer. „Alleen al de publicatie van het rapport van de zogeheten Commissie van drie was een straf.”
Het opentrekken van deze doofpot had een positief gevolg, aldus de Nijmeegse onderzoeker. „Bernhard deed boete.”
Later bleek dat Bernhard mogelijk ook geld had ontvangen van een andere Amerikaanse vliegtuigfabrikant, Northrop. „Den Uyl heeft in het kabinetsberaad laten doorschemeren dat Juliana heeft gedreigd met aftreden als Bernhard strafrechtelijk zou worden vervolgd én dat Beatrix weigerde om haar moeder op te volgen.”
Een positief gevolg van het feit dat de premier de Northrop-affaire niet in de openbaarheid heeft gebracht, is dat hij daarmee „het Nederlandse koningshuis heeft gered”, aldus de Nijmeegse wetenschapper. „Alles afwegend lijkt dit wel de juiste beslissing.”
Landsbelang
Andere zwaarwegende overwegingen om niet alles in de openbaarheid te brengen, zijn volgens Van Merriënboer zaken van landsbelang: leven en dood, oorlog en vrede. „Maar bewindslieden moeten van tevoren altijd mensen inseinen zodat ze er zeker van zijn dat ze voldoende draagvlak hebben.”
De wetenschapper vindt op sommige punten de huidige openbaarheid te ver doorgevoerd. „Dat je met wat googelen alle bonnetjes van de koffie en het toiletbezoek van politici kunt controleren, is wat vreemd. Maar ze moeten wel, voordat een PowNed-achtige journalist je in een spiraal omlaag trekt.”
Over het algemeen vindt Van Merriënboer trouwens dat niets in de doofpot moet worden gestopt. „De term alleen al is negatief. Het is moedwillig dingen verzwijgen. Het is een groot goed dat het openbaar bestuur sinds eind jaren 60 controleerbaar is.”
Het moet niet doorslaan, aldus de docent. „De kabinetsonderhandelingen uit 1977 gebeurden in een te grote openheid. Dat de onderhandelpartners na elke ronde in de pers zich op de borst klopten over hoeveel zij hadden binnengesleept, was slecht voor de onderhandelingen.”
De onderhandelingen tussen PvdA, CDA en D66 in 1977 leidden na een halfjaar tot niets, waarna Van Agt en Wiegel in korte tijd een kabinet in elkaar zetten.