Minister Peijs ziet geen kwaad in actieve man
Minister Peijs (Verkeer en Waterstaat) ziet geen enkel kwaad in de werkzaamheden van haar man. Hij drijft ondanks zijn pensionering in 2001 een bouwbedrijfje, bekleedt commissariaten en is actief bij een Duits cementconcern.
„Moet hij dan alles uit zijn handen laten vallen", was woensdag haar reactie na een overleg in de Tweede Kamer. GroenLinks–Kamerlid Vos wil opheldering van het kabinet na berichten dat de echtgenoot als cementondernemer betrokken was bij verboden prijsafspraken in de bouw. Vos, voorzitter van de bouwfraude–commissie, wil weten of dit gespeeld heeft bij de „screening" toen Peijs minister werd.
Balkenende, op bezoek in Peking, wilde niet zeggen wat hij als formateur vertrouwelijk heeft besproken met de kandidaat–bewindslieden.
Peijs en haar man, M. Platschorre, wezen zelf in koor de aantijgingen over een rol bij de bouwfraude af. Platschorre gaf wel toe dat hij in januari 1983, als voorman van de samenwerkende Nederlandse cementfabrikanten, een vergadering bijwoonde van de Europese cementkoepel. Dat ging over het afschermen van elkaars markt wegens de overcapaciteit die dreigde door de tweede oliecrisis.
Feit is dat Platschorre na zijn „cementcarrière" tot zijn pensionering topman was van bouw– en installatiebedrijf TBI. Een medewerker van een dochter van dat bedrijf, Baas Installatietechniek, openbaarde een zogeheten schaduwboekhouding waaruit bleek dat ook de installatiebranche diep in de bouwfraude zat. TBI nam tevens deel aan de marktverdeling in de kantoren– en scholenbouw, liet weer een andere boekhouding zien. TBI heeft inmiddels toegegeven in de periode voor 2002 de Mededingingswet te hebben overtreden.
Maar de kartelaffaire in de Europese cement „is een totaal andere zaak dan de bouwfraude", aldus Platschorre. „Er zit 21 jaar tussen en het heeft niets te maken met wat er in de Nederlandse bouw speelt."
De Europese cementwereld kreeg tien jaar geleden de Europese Commissie achter zich aan. Dat onderzoek leidde tot boetes voor vijftig van de 76 onderzochte bedrijven. In 2000 verklaarde het Europese Hof van Justitie in Luxemburg de beschuldigingen tegen de meeste bedrijven, op 21 na, ongegrond. „Onder die 21 waren dus niet de organisaties en de bedrijven waar ik een rol speelde", stelde Platschorre, ooit actief bij cementfabrikant ENCI en daardoor ook in de Nederlandse branchevereniging VNC en de Europese koepel Cembureau.
Het gesprek in januari 1983 noemde hij overigens wel „strijdig met de mededingingsregels". Volgens hem is aan die afspraken „om elkaars markten te respecteren geen uitvoering gegeven. Niet door mij, noch mijn bedrijf."
Volgens hem heeft zijn vrouw nooit iets geweten van dat gesprek. „We hadden het druk met onze eigen besognes." De minister zelf zei dat zij in 1983 nog niet getrouwd waren. Dat is pas sinds 1989.
Platschorre is commissaris bij zes bedrijven, die hij niet van plan is op te geven. Hij stapte begin 2002 wel op als commissaris bij BAM, naar zijn zeggen op verzoek van het bouwbedrijf „dat problemen voorzag, omdat het ministerie van Verkeer en Waterstaat een grote opdrachtgever is".
Volgens Vos wekken de commissariaten echter de schijn van belangenverstrengeling. Het gaat om de Humares–uitzendgroep voor zeelieden uit Vlissingen, het Nijmeegse ingenieursbedrijf Van Heugten, Burg Industries uit Pijnacker (aanhangers/tankwagens), de Vos–groep in Oldenzaal (petrochemie), het Delta–bouwbedrijf in Middelburg en NCD uit Nieuwegein dat betonmortel en bouwmaterialen produceert en verhandelt. Platschorre is ook nog lid van de zogenoemde „bijraad" van HeidelbergCement, „een soort adviesorgaan dat een keer per jaar bijeenkomt". Het Duitse concern, marktleider in Europa, is onder meer eigenaar van ENCI.