Een vrije vogel in de gevangenis
De geschiedenis van Jozef die in de gevangenis terechtkwam, kende hij uit de Bijbel en uit de Koran. Het was het lievelingsverhaal van zijn islamitische vader en christelijke moeder. Dat Joseph Oubelkas, net als zijn Bijbelse naamgenoot, zelf vierenhalf jaar onschuldig vastzat in diverse Marokkaanse gevangenissen noemt hij „haast ironisch.”
Joseph Oubelkas –gemillimeterd haar, heldere bruine ogen, atletisch gebouwd– groeide op als een „gewone Brabantse jongen”, kind van een Nederlandse moeder en een Marokkaanse vader. Zijn moeder is van protestants-christelijken huize, zijn vader is moslim. Na de scheiding van zijn ouders groeide Joseph bij zijn moeder op. Hij noemt zichzelf „een echt mamakindje. Vroeger schaamde ik me ervoor, nu ben ik er trots op.”
Oubelkas ging naar de havo, rondde een it-opleiding op hbo-niveau af en startte zijn eigen it-bedrijf. Een van zijn cliënten was Zwaardfruit. Dit bedrijf importeerde fruit vanuit Marokko naar Nederland en had in Marokko een aantal mandarijnvelden gekocht. Met zijn deels Marokkaanse afkomst en goede kennis van de Franse taal was Joseph dé kandidaat om het project in het Noord-Afrikaanse land te begeleiden. Zo ook de export van het fruit naar Nederland. Dat ging via vele pakstations, waarvan de leiding „negen van de tien keer niet deed wat ze zei.”
Bij een van de pakstations was het dat Josephs leven op 23 december 2004 een onverwachte wending nam. Toen hij ’s ochtends aankwam om zijn werk uit te voeren, zag hij bij de ingang van het pakstation een waaier van auto’s staan. Douaniers renden rond met geweren en andere wapens. Nieuwsgierig naar wat er aan de hand was, ging hij poolshoogte nemen. Zijn paspoort werd echter afgenomen en na enkele uren namen de mannen Oubelkas in hechtenis. Op het pakstation bleken twee onbemande bestelbusjes te zijn ontdekt met daarin 8 ton hasj – ter waarde van enkele miljoenen euro’s.
Hoewel Oubelkas alle betrokkenheid ontkende en er geen enkel bewijs tegen hem was –iets wat de Nederlandse overheid na onderzoek bevestigde– ging hij toch het gevang in. Hij kreeg tien jaar, maar kwam na vierenhalf jaar vrij, nadat hij was overgeplaatst naar Nederland.
Bent u er ooit achtergekomen wie er wel achter deze drugssmokkel zat?
„Tijdens mijn gevangenschap heb ik me daar in het begin enorm mee beziggehouden. Toen ik uiteindelijk merkte dat het de overheid niet om de echte daders ging, maar dat ze puur een zondebok nodig had, was ik gedwongen om te overleven. De situatie in de gevangenissen van Marokko is erbarmelijk. Toen ik er voor het eerst binnenkwam, wist ik niet wat ik zag. Mensen met gehavende gezichten en half tandeloze monden sisten naar me, er werd geschreeuwd, geduwd en getrokken. Ik zal die eerste aanblik nooit vergeten.
Na een medische keuring kwam ik in de cel terecht. We lagen letterlijk als sardientjes in een blik: ik sliep op de grond op een plek van nog geen 30 centimeter breed met links en rechts naast mijn hoofd de voeten van andere gevangenen. Er zaten soms wel meer dan dertig mannen in een ruimte van 12 bij 3 meter. En dan heb ik het nog niet eens over de enorme stank. Het toilet was in de meeste cellen een gat in de grond waar een frisdrankfles op zat om iets van de geur tegen te houden.
Na mijn vrijlating werd er onder meer gesproken over de Russische maffia die achter de 8 ton hasj zat. Deze mannen hebben overal hun connecties, er gaat een wereld van corruptie en ongerechtigheid achter schuil die ik via mijn medegevangenen leerde kennen. Ze hebben hoogstwaarschijnlijk veel geld neergeteld om buiten beeld te blijven. De eerste de beste Nederlander –tja, Nederland heeft in het buitenland helaas een bepaalde reputatie op het gebied van drugs– werd de dupe. Ik was een makkelijke prooi die op het verkeerde moment op de verkeerde plek verbleef. Als ik iets met die zaak te maken had gehad, was ik nooit gaan vragen waar die consternatie bij het pakstation over ging. Dan had ik meteen rechtsomkeert gemaakt om naar huis te gaan en kerstfeest te vieren met mijn familie.
Het rechtssysteem in Marokko, een relatief jong land dat lange tijd een kolonie van Frankrijk is geweest, is verziekt. Rechters laten zich vaak omkopen door degene die het meest betaalt. In de gevangenis worden drugs en andere verboden middelen verhandeld en het is heel gewoon om een mes op zak te hebben.
In die omgeving, waarin verkrachtingen en vechtpartijen aan de orde van de dag waren, moest ik zien te overleven. Mijn rechtszaak werd regelmatig uitgesteld en was uiteindelijk een schijnvertoning. Alle zogenaamde bewijzen konden we weerleggen, en iedereen wist wie er wél achter de drugs zat. Toch bleef de tien jaar staan.”
Wat gaat er door je heen als je dat hoort?
„In eerste instantie kende ik een groot verdriet. Het gevoel van onrecht was zo hevig. Later kwam ik tot een inzicht: mijn lichaam kunnen ze gevangen nemen, mijn geest is zo vrij als een vogel. Ik besloot moedig te blijven, mijn hoofd opgeheven te houden. Natuurlijk met de hulp van anderen: mijn moeder, mijn beste vriend Willem, mijn vriendin, mijn vader en zijn tweede vrouw.
Mijn moeder schreef me 400 brieven die ik stuk voor stuk koesterde. Ze stuurde ook pakketten met levensmiddelen en leesvoer. We moesten in de gevangenis zelf voor ons eten zorgen. Het eten daar was te weinig en erbarmelijk vies.
Er waren natuurlijk veel momenten dat ik het niet meer zag zitten tussen de kakkerlakken en de ratten in de verzengende hitte. Maar ik leerde stap voor stap, mede door mijn moeders wijze woorden, om negatieve zaken om te buigen tot iets positiefs.
Ik heb deze vierenhalf jaar introspectie gebruikt om een wijzer mens te worden. Ik leerde Marokkaans en Spaans, ik gaf Engelse les aan een klasje en trainde met een groepje mannen om mijn conditie op peil te houden. Ook met gevangenisbewaarder Nordin –een streng uitziende man met werkelijk een hart van goud– raakte ik bevriend, wat mij allerlei privileges opleverde. Na een overplaatsing, waarbij Nordin een goed woordje voor mij deed, werd ik uiteindelijk de vertaler van de directeur van de gevangenis en kreeg ik zelfs een tuintje op de binnenplaats van het complex.”
Het gevoel van liefde en verdriet is in een cel dubbel zo hevig als daarbuiten, schreef u.
„Ik kreeg van mijn moeder iedere maand een pakket met daarin bijvoorbeeld mijn lenzen en een paar potjes pindakaas. De liefde en de zorg die daaruit spraken, kwamen in de gevangenis veel heviger binnen dan thuis. Maar ook verdriet ervaarde ik intenser. In het gewone leven ga je eropuit als iets even tegenzit. Daar kun je geen kant op. Het heeft me wijzer gemaakt, omdat je op jezelf bent teruggeworpen.
Als ik nu leeftijdsgenoten zie tobben, ligt het op het puntje van mijn tong om te zeggen: „Kijk nou, dit is de oplossing, daar staat een deur wagenwijd open, loop erdoorheen!” Maar dat moet ik niet doen, mensen moeten zelf zover komen op basis van hun eigen inzichten.”
”Only God can judge me” las u ergens op een gevangenismuur.
„Ik ben niet zwaar religieus opgevoed, maar ik geloof wel dat er een Kracht is die mijn leven bestuurt. Wij mensen gebruiken maar een paar procent van onze hersenen, dus laten we niet denken dat alleen datgene wat we kunnen zien de waarheid is. Ik geloof in een leven na de dood. Anders lijkt het me allemaal zo zinloos. Ook geloof ik dat God ons geen taak geeft die we niet aankunnen en dat we door Hem geoordeeld zullen worden. Slechte mensen ontlopen hun straf nooit. In mijn leven probeer ik de wereld een stukje mooier te maken. Dat zie ik als mijn taak.
Mensen die God verwijten maken met allerlei waaromvragen, zoals: „Waarom houdt God niet tegen dat er een ziekenhuis in Syrië wordt gebombardeerd?” begrijpen niet wie God is. Dit doet de mens namelijk. God staat boven ons en heeft niets met onrecht te maken. Daarom kan Hij oordelen.
Ik zie in het christendom en de islam vooral de overeenkomsten, zoals in de geschiedenis van Jozef in de gevangenis. Veel mensen benadrukken tegenwoordig juist de verschillen. De islam is dan bijvoorbeeld een gevaarlijke godsdienst. Ik heb gezien wat echte islam is: de moeder van mijn stiefmoeder die mij iedere maand kwam opzoeken in de gevangenis, met wat fruit of iets anders te eten. Zij deed wat ze moest doen volgens haar godsdienst: zorgen voor armen.”
Maar de familie van uw vader in Marokko liet u links liggen.
„Zij schaamden zich inderdaad en hielden zich afzijdig. Ik heb daar veel verdriet om gehad en wil nog weleens vragen: waarom deed je dat? Als zij hier vandaag voor de deur staan, zou ik hen echter direct binnenlaten, iets eten met hen en praten.”
U schreef het boek ”400 brieven van mijn moeder”. Een bestseller die onlangs zijn vijftiende druk beleefde. Kunt u zich voorstellen dat een lezer zich stoort aan de vloeken die daarin voorbijkomen?
„Het is niet mijn intentie geweest om lezers te kwetsen. Ik wil mensen juist op een positieve manier raken. In mijn emotie heb ik soms inderdaad grove taal gebruikt. Dat is niet zoals ik het van huis uit heb geleerd. Gelukkig ontvang ik bijna dagelijks bijzondere en mooie berichten van mensen die mijn boek hebben gelezen. Ik denk dat zij de emotie begrijpen.”
Hoe is het contact met uw vader nu?
„Hij is voor mij nu vooral de vader van mijn drie halfbroertjes. Ons contact is emotioneler sinds ik Marokkaans met hem kan praten. Ik kan zijn gevoel beter peilen nu ik zijn moedertaal spreek.”
De liefde voor uw moeder spreekt boekdelen. Staat zij andere relaties nooit in de weg?
Kordaat, beide handen op het tafelblad drukkend: „Zeker niet! Ik heb een vriendin, zij staat op nummer één. Mijn moeder wil ook niet op de eerste plaats staan. Maar de liefde van een moeder voor haar kind is eindeloos. Dat merkte ik ook in de gevangenis. Zonder haar liefde had ik het niet gered. En ik ben er trots op om dat te zeggen.”
Is het mogelijk om na een jarenlange gevangenschap nog relaties op te bouwen, nieuwe mensen te leren vertrouwen?
„Als ik dat niet zou kunnen, zou ik een arm mens zijn. Ik ben ook niet getraumatiseerd door alles wat ik heb meegemaakt, in die zin dat ik er de hele dag aan denk. Nee, ik kijk niet steeds verschrikt over mijn schouders of er onraad nadert. Ik ben vrij, gezond, heb lieve mensen om mij heen en mag anderen gelukkig maken door mijn verhaal van hoop te vertellen.”
U zult niet zo snel naar Marokko op vakantie gaan, wellicht?
„Zeg nooit: nooit. Ik ben er nu niet aan toe, heb er ook geen behoefte aan. We gaan dit jaar naar Noorwegen op vakantie, volgend jaar hopen we naar Japan te gaan. Landen waar het rechtssysteem rammelt, mijd ik liever. Naar Colombia of Thailand zie je mij niet gauw vertrekken. Maar Marokko… Ik heb gelukkig ook heel mooie herinneringen aan het land: de vakanties met mijn familie daar, de blauwe luchten, de natuur.
Soms –vreemd genoeg– als het alledaagse leven me opslokt, zet ik mezelf even terug in de cel van toen. In de beperking, en daarmee in de tijd die ik had om dingen op een rijtje te zetten en te relativeren. Dan zoek ik, in de vrijheid die ik nu heb, naar een moment van reflectie.”
Levensloop Joseph Oubelkas
Joseph Oubelkas werd geboren op 10 september 1980 in Raamsdonksveer. Hij heeft een Nederlandse moeder en een Marokkaanse vader die scheidden toen hij elf was. Oubelkas rondde in 2001 een hbo-opleiding tot it-ingenieur af. Op zakenreis in Marokko werd hij in 2004 aangehouden voor vermeende drugsmokkel. Hij kreeg tien jaar cel. De Nederlandse overheid stelde met een onafhankelijke vertrouwensadvocaat vast dat Oubelkas onschuldig was. In 2009 kwam hij vrij via de zogenoemde WOTS-regeling. Oubelkas werkt tegenwoordig als schrijver en spreker, ook in het buitenland. Hij woont samen met zijn vriendin Angela.