ABP wil af van rigide pensioenleeftijd
Nederland moet niet zo stringent vasthouden aan de pensioenleeftijd van 65 jaar. Dat zei directievoorzitter J. Neervens van het pensioenfonds ABP dinsdag tijdens een toelichting op het jaarverslag. Neervens pleitte voor een flexibelere pensioenregeling, waarbij werknemers tot hun 67e levensjaar kunnen blijven werken.
„Op termijn zou je die rigide grens van 65 jaar moeten doorbreken. Geef mensen de keuze om eerder te stoppen, maar ook om langer door te gaan”, aldus Neervens. „Daarmee bewijs je de betaalbaarheid van het pensioen een dienst.”
Over maximaal vijftien jaar moeten werknemers volgens de ABP-directeur tussen hun 60e en hun 67e met pensioen kunnen. De keuze voor de pensioenleeftijd hangt dan onder meer af van het beroep dat een werknemer uitoefent. „Ik kan me voorstellen dat een stratenmaker eerder wil stoppen door slijtage aan het lichaam.”
Het voorstel van het ABP vereist wel een cultuuromslag, zowel bij de werknemers als bij de werkgevers. „Mensen zijn er altijd op voorbereid om uiterlijk bij 65 jaar met pensioen te gaan. Werkgevers moeten ook in die mensen investeren, zodat ze hun baan leuk blijven vinden.” Een mogelijke oplossing om werknemers langer aan de slag te houden is een deeltijdpensioen, waarbij mensen parttime werken.
Neervens kon dinsdag terugblikken op een goed jaar. Na drie jaren vol tegenvallers wist het pensioenfonds zijn kas in 2003 weer te spekken. Het vermogen nam met 14,6 miljard euro toe, een rendement van 11 procent. De pensioenverplichtingen stegen met 6,1 miljard euro, waardoor het ABP zijn buffers met 8,5 procent kon aanvullen.
Het goede beleggingsjaar zorgde er ook voor dat het pensioenfonds zijn dekkingsgraad verhoogde tot 109 procent. Eind 2002 zat die nog tegen de 103 procent. De dekkingsgraad geeft aan in hoeverre een pensioenfonds in de toekomst aan zijn verplichtingen kan voldoen. Volgens de toezichthouder, de Pensioen- en Verzekeringskamer (PVK), moet deze graadmeter ten minste op 105 procent uitkomen.
Het ABP krabbelt sneller overeind na de klappen die het sinds 2000 moest incasseren dan het zelf had verwacht. Als het economisch meezit kan het fonds volgend jaar al voldoen aan de afspraken die met de PVK zijn gemaakt over een gezonde financiële huishouding. „Eén zwaluw maakt nog geen zomer, maar er is een kentering zichtbaar in de financiële positie”, aldus Neervens.
Het ABP verwacht dat de premies volgend jaar beperkt zullen stijgen, als er al een verhoging wordt doorgevoerd. Zodra de financiën geheel op orde zijn, kan het fonds de uitkering aan ouderen ook weer verhogen om de kostenstijgingen in Nederland te compenseren.
Aangezien het ABP de zogeheten indexatie vaststelt aan de hand van de loonstijgingen, verwacht het fonds volgend jaar geen verhoging van de uitkering omdat in het najaarsakkoord is afgesproken dat de lonen bevroren worden. In 2004 heeft het ABP voor het eerst in zijn geschiedenis op de indexatie beknibbeld.
Het ABP is het grootste pensioenfonds van Nederland en nummer twee in de wereld, met een vermogen van ruim 150 miljard euro. Het fonds telt ruim 1 miljoen actieve leden uit de overheidssector. Daarnaast kent het ruim 676.000 gepensioneerden en 730.000 slapers, mensen die in het verleden voor de overheid hebben gewerkt.