Joodse wijk Amsterdam toont verborgen armoede
AMSTERDAM. Stille getuigen van diepe armoede onder Joodse inwoners zijn deze week boven water gekomen in de binnenstad van Amsterdam.
Een opgraving in de Valkenburgerstraat in de hoofdstad heeft de erbarmelijke leefomstandigheden blootgelegd van de armste inwoners van destijds, onder wie veel Joodse vluchtelingen die eind 16e eeuw Amsterdam als toevluchtsoord zagen na vervolging in Spanje en Portugal, maar ook in Midden- en Oost-Europa.
In die jaren groeide Amsterdam uit tot de enige plek in Europa waar Joden vrij en veilig konden leven. Vandaar de jiddische koosnaam ”Mokum” voor Amsterdam, wat zo veel betekent als ”plaats” waar men veilig was, zo blijkt uit de webkroniek over Joods Amsterdam.
Stadsarcheoloog Jerzy Gawronski trof deze week in de resten van de bebouwing bewijzen aan van wat hij noemt „erbarmelijke leefomstandigheden.” „Zoals we nu in derdewereldlanden zien, zo leefde men toen in de 18e, 19e eeuw en begin 20e eeuw in deze huizen”, schetst hij. „En dat is nog maar honderd jaar geleden. Mensen en ratten deelden de smalle gangen in de buurt. De hygiëne was ver te zoeken.”
De fundering en andere overblijfselen van de woningen werden gevonden in een bouwput in het centrum van Amsterdam, waar weldra een hotel, appartementen en een parkeergarage zullen verrijzen.
„Heel belangrijk dat we dit stuk vergeten geschiedenis in kaart hebben kunnen brengen”, aldus Gawronski. De armeluiswoningen werden gebouwd in het toenmalige havengebied op voormalige scheepshellingen nadat de scheepswerven naar de oostelijke eilanden Kattenburg, Oostenburg en Wittenburg waren verplaatst. Het gebied ligt vlak bij het Waterlooplein, het Joods Historisch Museum en de Jodenbreestraat.
De eerste bewoners waren destijds nog redelijk welvarend, aldus Gawronski, maar geleidelijk aan verpauperde de wijk en was het leven daar geen pretje. „Huishoudens van tien personen woonden daar in een kamertje van 4 bij 4 meter, met alleen een haard en slaapplaatsen”, aldus de stadsarcheoloog. „Het werden kamerwoningen genoemd. Het moet er vies en vochtig zijn geweest, want er waren geen ramen en dus kwam er geen daglicht binnen.”
Het buurtje werd rond 1930 gesloopt nadat het was verworden tot een sloppenwijk voor de allerarmsten in Amsterdam. De historici van destijds verzuimden die geschiedenis goed in kaart te brengen. Dat heeft Gawronski nu wel kunnen doen. „We hebben sporen teruggevonden van een totaal vergeten stuk Amsterdam.”
Dat het gebied snel bouwrijp wordt gemaakt voor nieuwe bebouwing, vindt hij niet erg. „Dit gedeelte konden we niet behouden, tenzij het een grote archeologische waarde had gehad. Maar in elk geval hebben we een verhaal kunnen toevoegen aan de geschiedenis van Amsterdam.”