Digitale dreiging tegen Defensie groot
DEN HAAG (ANP). Digitale spionage gericht tegen Defensie, toeleveranciers van Defensie, netwerken met bondgenoten en tegen producenten van militaire producten is nog niet eerder zo succesvol geweest voor de aanvaller. De dreiging neemt bovendien toe en de spionage wordt steeds agressiever en geavanceerder.
Dat blijkt uit het jaarverslag van de militaire inlichtingendienst MIVD over 2015. Waar eerder buitenlandse inlichtingendiensten vooral hun agenten lieten opereren met alle risico’s van dien (bijvoorbeeld valse paspoorten en identiteiten, kans op diplomatieke incidenten en fysieke veiligheid), hebben ze nu vaak genoeg aan een aanval vanachter een anonieme computer om achter geheime informatie te komen.
De MIVD ziet wekelijks pogingen van digitale spionage tegen Nederlandse belangen. De belangrijkste doelwitten die de dienst waarneemt, zijn de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie. Maar ook het internationale bedrijfsleven, toeleveranciers van Defensie in het bijzonder, zijn een geliefd doelwit van buitenlandse spionage.
„Met name enkele niet-westerse landen met grote militaire ambities maken zich hier schuldig aan”, concludeert de MIVD. „Gevoelige kennis moet daarom goed worden beschermd.” Diepgaand onderzoek naar landen die willen spioneren, is daarom van groot belang, benadrukt de MIVD. De dienst wil geen namen van in Nederland spionerende landen noemen.
Bij een geslaagde hack gaan spionnen op zoek naar (technische) kennis, politieke inlichtingen en informatie om hun eigen krijgsmachten of nucleaire capaciteiten sneller te kunnen ontwikkelen. Ook speuren ze naar technologische kennis om hun bedrijfsleven te verbeteren.
Op MIVD meldt dat op dagelijkse basis digitale aanvallen worden afgeslagen. „Zorgwekkend is de wetenschap dat digitale spionage ook een directe mogelijkheid biedt tot het manipuleren, vernietigen of ontzeggen van toegang tot data”, constateert een analist van de dienst in het jaarverslag.
Tijdens een toelichting op het jaaroverzicht werd duidelijk dat er tussen de tien en twintig voormalig militairen actief zijn in de strijd in Syrië of Irak. Er vechten meer aan de Koerdische zijde dan aan de jihadistische kant.