De Graaf wacht pittig debat over kiesstelsel
Waar het op uit zal draaien, is hoogst onzeker. Maar dat het maandag een pittige confrontatie wordt tussen minister De Graaf (Bestuurlijke Vernieuwing) en de volksvertegenwoordiging, staat vast.
Dan spreekt de Kamer namelijk voor het eerst over de hoofdlijnen van het nieuwe kiesstelsel. De kritiek op het plan van De Graaf -waarbij de kiezer twee stemmen krijgt: één om uit te brengen op een landelijke lijst, één om uit te brengen op een regionale kandidaat- is veelsoortig, wijdverbreid en fundamenteel. Er is eigenlijk geen fractie -of het moest D66 zijn- of zij zet grote vraagtekens bij de voorstellen van de bewindsman.
De Graaf weet echter van geen wijken. In een interview met het Algemeen Dagblad zette de minister de kritiek gisteren weg als „veelal gedoopt in behoudzucht.” Maar daarmee maakt hij zich er te gemakkelijk van af. Om te beginnen is het maar de vraag wie er behoudzuchtiger en ouderwetser is: een minister die in de tijd van moderne communicatiemiddelen en van wereldburgerschap de kiezer primair aanspreekt als man of vrouw uit de regio, of een Kamer die weinig voor zo’n aanpak voelt. Maar vervolgens zijn er nog talloze andere bezwaren die het kabinet tot nadenken zouden moeten stemmen.
Bij elk wetsvoorstel moet allereerst de vraag gesteld worden of er echt een probleem is dat om een oplossing roept. Deskundigen zijn het daar in dit geval lang niet over eens. Volgens De Graaf leeft de politiek onvoldoende bij de burger. Hij wil dit verhelpen door het persoonlijke en het regionale element in ons kiesstelsel te versterken.
Maar zitten de kiezers hier nu echt om te springen? Het aantal kiezers dat op een specifieke persoon wil stemmen, is de achterliggende decennia weliswaar toegenomen, maar het gaat nog altijd slechts om een kwart van de burgers. De anderen willen gewoon PvdA, CDA of wat dan ook stemmen. Een groot deel van de kiezers geeft aan dat zij nooit persoonlijk op PvdA-leider Bos zouden hebben gestemd als hij geen lijsttrekker was geweest maar bijvoorbeeld kandidaat nummer 15.
En zijn kiezers nu echt in groten getale bezig met de belangen van hun regio? Die kiezers die dat willen, kunnen nu reeds een regionale kandidaat uitkiezen, want behalve naam en geslacht staat ook de woonplaats van de kandidaat op het stembiljet. Slechts zo’n 10 procent van de kiezers maakt daarvan momenteel gebruik en stemt bewust op een persoon die zich profileert als iemand uit de regio. Voor de overigen zijn heel andere criteria van belang, bijvoorbeeld of de kandidaat man of vrouw is.
En hoe groot wordt nu precies de invloed van de regio in de nieuwe Kamer? Dat zou wel eens erg tegen kunnen vallen. In de eerste plaats kunnen kandidaten in ons kiesstelsel, ook als dat vernieuwd wordt naar de ideeën van De Graaf, geen eigen programma voor de regio presenteren. Ze zullen van hun partij zeker geen toestemming krijgen om aan het verkiezingsprogramma bijvoorbeeld vijf A4’tjes vast te nieten over de Achterhoek.
En al zou dat kunnen, dan zal het toch heel moeilijk zijn specifiek regionale doelen aan het Binnenhof te verwerkelijken. Daar geven landelijke belangen toch bijna altijd de doorslag. Bovendien zal elke fractie ook in de toekomst haar vaste woordvoerder voor -pak ’m beet- verkeer en waterstaat hebben; een woordvoerder die zich niet zal laten passeren door een regioman die in zijn gebied per se een nieuwe spoorbrug wil.
Daarom is er in het nieuwe stelsel waarschijnlijk maar één moment waarop de band tussen kiezer en gekozene sterker wordt dan voorheen: dat is tijdens de verkiezingen. Daarna gaat alles weer zijn gewone gang en wordt in Den Haag toch weer een veelheid van belangen tegen elkaar afgewogen, waarbij een regio niet zelden het onderspit zal delven.
Wie de zaken nuchter op een rij zet, kan zich moeilijk aan de conclusie onttrekken dat het voorstel van De Graaf ons opzadelt met een ingewikkeld stelsel, dat een probleem wil oplossen dat door velen niet gevoeld wordt en dat door dit stelsel ook niet daadwerkelijk wórdt opgelost. Veel kiezers hebben er geen behoefte aan en veel huidige kamerleden ook niet. Voor de politicus die dat wil, is het ook nu al mogelijk zich sterk als regionaal kamerlid te presenteren en op die manier op eigen kracht de Kamer in te komen. Zeker met de tamelijk lage drempel voor voorkeurstemmen.
Neem het CDA-kamerlid Atsma. Velen in Friesland kennen zijn naam, weten hem te vinden en zijn op de hoogte van wat hij in Den Haag doet. Voor dit soort volksvertegenwoordigers bestaat er geen kloof tussen kiezer en gekozene. En hoeft er dus ook geen nieuw, complex systeem opgetuigd te worden.