Nieuwe appelbomen op een oude plek
„Waar zullen we er nog een doen?” Directeur Sylvo Thijsen van Staatsbosbeheer zoekt een plekje voor de vierde wilde appelboom die hij wil planten. De basisschoolleerlingen die het eigenlijk moesten doen, spelen inmiddels verstoppertje, op Glenda en Suzanne na.
Zestig wilde appelbomen liet Staatsbosbeheer planten tijdens deze tweede dag van de sterrenkundige lente. Op de hellingen van de Boersberg bij Doorwerth, een stuwwal naast de Nederrijn, rooide Staatsbosbeheer eerder de bomen. Enkele tientallen vierkante meters douglassen en lariksen moeten plaatsmaken voor wilde appelbomen, zoals die er zeventig jaar geleden ook stonden.
De wilde appelboom is al heel oud. Volgens de uitleg die Thijsen geeft aan de leerlingen van groep 7 van de Dr. Jac. P. Thijsseschool uit Renkum wel 8000 jaar. „Er zijn pitjes gevonden uit de prehistorie.” De kinderen krijgen zelf een gecultiveerde appel –geen wilde dus– én instructie van boswachter Jaël Bergwerff over het planten van een boom: eerst een gat graven dat groot genoeg is, dan de boom erin en aanstampen maar! „Pas op, er zitten dorens aan de stammetjes.”
De leerlingen gaan in drie groepjes uiteen, geleid door de boswachters Frank en Nathalie. Ook Thijsen leidt een groepje. „Zullen we er hier een planten?”, vraagt hij aan Frank. „Dan staat hij op één lijn met die andere.” Samen met Odonis (10) en Mitchel (11) gaat hij aan de slag. „Je moet de aarde niet ver weg gooien. Wat je dichtbij laat, hoef je niet van ver te halen als je straks het gat weer dichtmaakt.”
Zwaar
Het graven van een gat valt de tengere Silke (11) zwaar. Boswachter Frank helpt haar het gat uit te diepen. Thijsen leert de jongens om in de aarde achtergebleven wortels door te hakken met de spa. Daarna zet Frank de appelboom erin, en drapeert hij de scheef gegroeide wortels in het gat. „Die wortels zijn belangrijk voor de boom”, legt hij uit, want die transporteren de voedingsstoffen.
Terwijl klasgenootje Niobe (10) de boom vasthoudt, gooit Silke het gat dicht. Omdat Frank even elders helpt, vergeten de dametjes de aarde aan te stampen, van groot belang om de haarwortels contact te laten krijgen met het vocht uit de aarde.
Oorspronkelijke beplanting
Het is bijzonder dat de wilde appelbomen juist op de Boersberg worden geplant, aldus boswachter Harry Hekhuis. „Hier stonden vroeger ook wilde appelbomen.”
Door de hevige strijd tijdens de Tweede Wereldoorlog verdween bijna alle oorspronkelijke beplanting, waaronder wilde appelbomen en eeuwenoude beuken. „Er kwamen douglassparren en lariksen voor terug. Die waren nu rijp om te oogsten.”
Dat Staatsbosbeheer juist wilde appelbomen herplant, is geen toeval. De natuurbeheerorganisatie van het Rijk wil voorkomen dat deze oorspronkelijke soort uit Nederland verdwijnt. Er zijn er nog enkele honderden over, plukjes verspreid over verschillende natuurgebieden op leemhoudende zandgronden (zie kaart).
VN-Wereldbossendag
Niet alleen de plek en het soort, ook de dag om te planten is zorgvuldig uitgekozen. Op deze maandag is het namelijk Wereldbossendag van de VN.
Behalve op de locatie in Doorwerth plantten Staatsbosbeheer en andere landschapsbeheerders nog zo’n 450 boompjes. Zij willen daarmee de biodiversiteit van de Nederlandse bossen versterken (zie ”Bossen in Nederland”) en de authentieke begroeiing daar herstellen (zie ”Genenbanken”). Hekhuis: „De wilde appel is een icoon. Hij hoort bij het groene erfgoed van Nederland.”
De wilde appels die op de Boersberg zullen groeien, zullen vooral worden gegeten door vogels, wilde zwijnen en reeën, weet Hekhuis. „En misschien later ook als de herten zich hierheen hebben verspreid” (zie ”De wilde en de handappel”).
Verstoppertje
Een halfuurtje later hebben de meeste leerlingen zich verspreid over de rest van het bos. Ze verkiezen verstoppertje boven het zware werk. Alleen de 9-jarige Glenda Reuvers en de 10-jarige Suzanne Bleijenberg houden vol, onder leiding van moeder Bleijenberg. Ook Thijsen gaat enthousiast door. Hekhuis lacht. „Vandaag planten we hier zestig bomen, op jaarbasis drie- à vierhonderdduizend.”
Aan het eind wacht voor de volwassenen koffie, én de Franse appelcognac Calvados, gemaakt van de wilde appel. En de spelende kinderen? Die krijgen, voor thuis in de tuin, een wilde liguster of een wilde bezembrem mee. Authentieke planten, natuurlijk.
De wilde appel is geen handappel
De eetbare handappel (Malus domestica) in de winkel is totaal geen nazaat van de wilde appel (Malus sylvestris). Die laatste is slechts 3 à 4 centimeter klein en enorm zuur. Alleen bosdieren eten hem.
De wilde appel was, volgens Staatsbosbeheer, al zo’n 7500 voor Christus in gebruik. Dat zou blijken uit verkoolde kroosjes (klokhuizen) in restanten van haardvuur in een prehistorische hut. Uit archieven blijkt dat de wilde appelboom al zo’n 400 jaar geleden in jachtbossen werd beschermd.
De handappel is gekweekt uit Centraal-Aziatische soorten. Daarbij is hij steeds zoeter geworden. Over deze cultuurappel wordt vanaf 2000 voor Christus geschreven.
Genenbanken
Het in 1899 opgerichte Staatsbosbeheer (SBB) bewaren zaden en exemplaren van oorspronkelijke bomen- en struikensoorten in drie zogeheten genenbanken. Doel is de soorten voor het nageslacht in stand te houden. Ook zijn oorspronkelijke soorten beter bestand tegen het Nederlandse klimaat.
Zelf beheert de rijksinstelling een aantal hectare aan genenbank bij Roggebotzand in de Noordoost-Polder. Daar zijn van 65 soorten bomen en struiken enkele tientallen exemplaren geplant, zoals de wilde mispel, de viltroos, de koraalmeidoorn en de flapper-iep.
Daarnaast gebruiken SBB en andere landschapsbeheerders het Centrum voor Genetische Bronnen van de Wageningen Universiteit, met haar landbouwachtergrond. Verder er op Spitsbergen nog het Svalbard Global Seed Vault. Dat is een back-up voor 1750 zaadbanken wereldwijd. De 20 miljoen zaden van in totaal 840.000 soorten blijven goed bij een permanente vorst van min 18 graden Celsius.
Bossen in Nederland
Holland betekent oorspronkelijk Houtland, maar daar is weinig meer van over. In 1850 besloegen de bossen nog maar 1 procent van de oppervlakte van Nederland.
In de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw kwam daar verandering in. Toen werd er veel aangeplant voor werkgelegenheidsprojecten, weet boswachter Hekhuis. Inmiddels groeide het percentage van 1 naar 10, maar vergeleken met andere Europese landen is dat nog altijd heel laag, aldus Hekhuis. „Duitsland heeft relatief twee à drie keer zo veel bos als Nederland.” Hij geeft toe dat de bergen uitnodigen tot bosgroei.
Het beheer van de bossen in Nederland veranderde. Lag in de jaren 50 en 60 het accent op houtproductie, daar kwam in de jaren 60-80 recreatie en natuurbehoud bij. Inmiddels is het accent weer iets verschoven naar de houtproductie. „Wij proberen al deze functies van de natuur de combineren, al ligt er een probleem bij recreatie. Er komen 150 tot 200 miljoen bezoekers in onze bossen, maar we krijgen nog maar 5 miljoen euro om dit te begeleiden, tegen 20 miljoen voorheen.”