Binnenland

Weerbaarheidstraining maakt klas meer tot eenheid

Op het eerste gezicht lijkt het een gymles, maar in werkelijkheid krijgen de kinderen een actieve weerbaarheidstraining. Deze wordt sinds kort aangeboden op christelijke scholen. In dit geval is het doel dat de klas meer een eenheid wordt.

Machteld Meerkerk-Brouwer

22 March 2016 20:33Gewijzigd op 16 November 2020 02:22
Weerbaarheidstrainer Van Grol leert kinderen communiceren en samenwerken. beeld Joep van der Pal
Weerbaarheidstrainer Van Grol leert kinderen communiceren en samenwerken. beeld Joep van der Pal

In het midden van de gymzaal legt weerbaarheidstrainer Ernst van Grol twee lange touwen neer. „Touwtrekken!” roepen verschillende kinderen uit de combinatiegroep 7/8 van een christelijke Rotterdamse basisschool enthousiast. Maar nee, Van Grol heeft een ander plan. De touwen zitten namelijk helemaal in de knoop, en de leerlingen krijgen de opdracht met elkaar de knopen te ontwarren.

Een extra complicatie: iedereen krijgt een vaste plek aan het touw aangewezen, met een lus die niet losgelaten mag worden. Het vraagt dus wat flexibiliteit: om het touw te ontwarren, moet je je soms helemaal door een knoop heen wurmen.

Een jongen vraagt de anderen om het touw op de grond te houden, zodat hij erdoorheen kan stappen. Een meisje: „Eerst je hoofd erdoor is handiger.”

Eén uiteinde van een touw is al los. De jongen die dat gedeelte vastheeft, vindt dat hij dus alvast wel op de grond kan gaan zitten. Zijn klasgenoot: „Nee, misschien kunnen we de rest nog even helpen.”

Eenheid

Juist om dit onderlinge overleg is het allemaal te doen, licht Van Grol toe. „Communicatie en gezamenlijkheid staan in deze les centraal.”

Deze dinsdagochtend geeft hij de tweede les uit een serie van zes. In andere lessen richt hij zich op thema’s zoals ”Ruimte voor jezelf en ruimte voor de ander” en het aangeven van grenzen.

De cursus kan helpen pestgedrag in klassen te stoppen of te voorkomen, agressief gedrag te verminderen en leerlingen hun grenzen te laten aangeven. In dit geval is het doel dat de klas meer een eenheid wordt en dat de dominantere kinderen uit de groep ook anderen de ruimte geven.

Theoretisch weten de kinderen dat prima. Als je hun vraagt wat ze tot nu toe geleerd hebben, komt er van alles los: „Als je elkaar helpt, kom je verder”, zegt iemand. En een ander: „Je moet niet denken: Hem of haar mag ik niet zo, dus wil ik ook niet met diegene samenwerken.”

In de praktijk is het wel wat gecompliceerder. Tijdens een evaluatie na de opdracht, als Van Grol de leerlingen de vraag stelt hoe de onderlinge samenwerking verliep, geven ze dat direct toe: „Iedereen praatte door elkaar en toen kon ik geen goede tips meer verstaan.”

De groepsleerkrachten, die aan de rand van de gymzaal meekijken, geven aan dat dit precies het gedrag is dat ze in de pauzes ook zien. Dat was voor hen dan ook de reden om de groep deze cursus te laten volgen. „Het is goed dat Van Grol hun de problemen zelf laat inzien en benoemen”, vindt de meester. „Het is nog maar de tweede les, maar ik zie echt wel wat gebeuren met de groep.”

Verstoppen

Van Grol startte aan het begin van dit cursusjaar met weerbaarheidstrainingen voor scholieren. Tot nu toe gaf hij lessen in de drie hoogste groepen van basisscholen en in de eerste en tweede klas van de middelbare school.

Hij zette de lessen op vanuit zijn ervaring als docent bewegingsonderwijs, zelfverdediging en buitensport. „In een gymzaal kun je je sociaal gezien niet verstoppen. Wanneer je als groep een opdracht moet uitvoeren, heb je elkaar nodig. Dan moet je ook elkaars fouten accepteren, elkaar helpen, met elkaar overleggen. Zo ontstaat het wij-gevoel, zo ontstaat er gezamenlijkheid. Sport verbroedert, wordt daarvan wel gezegd. Als de leerlingen deze ervaring opdoen, komen ze nader tot elkaar.”

Van Grol kiest de opdrachten zo dat niet alleen de sportieve leerlingen aan hun trekken komen, maar iedereen een inbreng heeft. „We zijn wel in de gymzaal bezig, maar doen niets met ballen of turnen. Wie niet sportief is, hoeft er niet voor terug te schrikken. Het zijn eerder een soort spelletjes, waarbij het draait om het groepsproces.

Wanneer je als groep het touw moet ontwarren, is de een er handiger in dan de ander om zo’n opdracht tot een goed einde te brengen. In het belang van de groep moeten kinderen leren om naar elkaar te luisteren: degene met de grootste mond heeft niet automatisch het beste idee. Ik kan wel vertellen hoe iemand zich moet gedragen, maar op het moment dat de sfeer zodanig is dat een klasgenoot die lager in de hiërarchie staat dat ook kan doen, is dat helemaal fantastisch.”

Cijfer

Een groot verschil met reguliere socialevaardigheidstrainingen is dat nu alle leerlingen uit de klas meedoen aan de training. „Zo pakken we de problemen binnen de context aan. Je kunt dingen wel met een speciale juf bespreken in een apart hokje, maar dan is het lastiger om de vertaalslag naar de praktijk te maken.”

Nu evalueert Van Grol de lessen na elke opdracht. Hij vraagt leerlingen bijvoorbeeld om de onderlinge samenwerking, waar deze les op gericht is, een cijfer te geven. De cijfers lopen uiteen van een 6 tot een 10. Van Grol: „Als je een hoog cijfer geeft, betekent het dat je het naar je zin hebt gehad en dat er dingen goed zijn gegaan. Dat vind ik fijn om te horen.

Zelf geef ik nooit een 10. Want dat betekent dat er niets meer beter kan. En als andere kinderen de samenwerking maar een 6 geven, betekent het dat zij het niet zo fijn vonden gaan. Dan moeten we eraan werken om dat cijfer hoger te krijgen.”

Daar doen de kinderen hun best voor, tijdens een spelletje waarbij één leerling moet balanceren op een bank die door een groep klasgenoten wordt gekanteld. En ja, in de volgende evaluatieronde liggen de cijfers al dichter bij elkaar: de samenwerking scoort nu cijfers tussen de 7,5 en de 9.

Praktijk

De uitdaging na de weerbaarheidstraining in de gymzaal is natuurlijk het toepassen van de lessen in de praktijk. Van Grol zelf ziet het in ieder geval al positief in. „Ik heb een timer op mijn telefoon waarmee ik kan bijhouden hoelang de groep over een bepaalde opdracht doet. Bijvoorbeeld van de ene kant van de gymzaal oversteken naar de andere kant, met een beperkt aantal matjes, zonder de grond te raken. De eerste keer deden de leerlingen er tien minuten over, omdat vooral de dominante leerlingen in de klas de strategie bedachten en anderen niet goed wisten wat ze moesten doen. Dat hebben we geëvalueerd. En wat bleek? De tweede keer was de samenwerking al veel beter. Het bleek vier minuten te schelen.”

Zo’n ervaring vergeten ze niet snel, zegt de trainer. „Kinderen worden er enthousiast van. Daar kan een juf of meester wat mee. Want op het moment dat er geen gedoe is met het naar de bus lopen, zijn ze sneller in de gymzaal en kunnen ze langer gymmen. Positieve ervaringen werken heel motiverend.”


Normen en waarden

De weerbaarheidstrainingen die Ernst van Grol aanbiedt, gaan uit van de psychofysieke didactiek. Daarbij staat het aanleren van sociale vaardigheden door fysieke ervaringen centraal. Van Grol gebruikt principes uit de zelfverdediging en de buitensport. Deze komen ook aan bod in de training ”Rots en water”, die al langer aangeboden wordt aan scholen. Hoewel Van Grol dit vaak een goede training vindt, heeft hij er bezwaar tegen dat deze gebaseerd is op oosterse religies, waarbij yin en yang en het ”tot jezelf komen” enkele uitgangspunten zijn.

Zelf gaat hij uit van christelijke waarden en normen. Daarbij staat de vraag centraal hoe je op de goede manier omgaat met je naaste. Principes zoals de ander je andere wang toekeren, je naaste liefhebben als jezelf en elkaar respecteren komen in de cursus aan bod. Naast de weerbaarheidstrainingen biedt Van Grol ook bewustwordingstrainingen aan, bijvoorbeeld over seksualiteit.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer