Herstellende Van Ee mist zijn werk als burgemeester van Zederik
LEXMOND. Een ernstig ongeluk in november vorig jaar zorgde ervoor dat burgemeester Van Ee (CDA) van het Zuid-Hollandse Zederik tijdens een van de hoogtepunten van zijn bestuurlijke carrière –de herindeling in de Vijfheerenlanden– aan de kant kwam te staan. Na een maandenlang verblijf in ziekenhuis en revalidatiecentrum maakt hij de balans op.
Het gaat nu goed met Van Ee (61). Hij is vrolijk, oogt ontspannen. „Ik voel me elke dag beter. Maar: ik heb een zware periode achter de rug. Ik kan merken dat ik een jasje heb uitgedaan.”
Hij vertelt openhartig over het ingrijpende ongeluk op 10 november, de avond waarop de gemeenteraad een besluit nam over de herindeling. „Rond elf uur was de stemming, daarna ben ik algauw naar huis gegaan.” Vlak bij zijn woning reed hij tegen een bus. „Ik weet niet precies meer hoe het gebeurde. In ieder geval raakte ik de bus met een snelheid van hooguit 30 kilometer. Ik klapte met mijn linkeroog op het stuur.”
Oog in de hand
Terwijl zijn vrouw –die tijdens het ongeval naast hem zat– nietsvermoedend de schade opnam, ontdekte Van Ee dat de aanrijding onverwacht grote gevolgen had. „Mijn bril had mijn oogbal er uitgewipt. Ik hield mijn oog in m’n hand. Nee, pijn deed het niet, maar het was erg bloederig. Mijn bril was onbeschadigd, die kon ik zo weer opzetten.”
De Lexmonder werd in allerijl naar het UMC in Utrecht gebracht. „Mijn familie begreep meteen dat het mis was met mijn oog, maar om me een rustige nacht te bezorgen, hebben ze me dat niet verteld. De volgende morgen stond er een arts aan mijn bed die vertelde dat mijn oog niet meer te redden was.”
Pas een paar dagen later bleek de impact van het ongeluk. „Ik kreeg eerst nog bezoek, maakte grapjes en liet de commissaris van de Koning weten dat vervanging niet nodig was. Maar eigenlijk ging mijn toestand met de dag achteruit. Er bleek bloed tussen mijn hersenen en hersenpan te zitten, ik had last van evenwichtsstoornissen en kreeg een delier, waardoor ik verward en onrustig werd.”
Na een maand in het ziekenhuis verhuisde Van Ee naar het revalidatiecentrum, waar hij tweeënhalve maand intensief aan de slag moest. „Fitness, zwemmen, geheugentraining; een programma waarin inspanning en rust op elkaar waren afgestemd.” Onlangs kwam hij thuis, met het hem kenmerkende optimisme.
Monter vertelt Van Ee over zijn oogoperaties. „Mijn 60e. Nummer 61 staat al op het programma. Ik ga prins Bernhard achterna, die onderging er 73.” Hij grapt over zijn plastic oogbol, die er uitfloepte net toen er bezoek was en lacht vol leedvermaak over die keer toen hij tijdens de revalidatie van zijn fiets viel, omdat hij een exemplaar met terugtraprem had gekregen. „Ik blijf opgewekt. Dat geldt ook voor die operaties. Ik kom altijd beter uit het ziekenhuis dan dat ik ernaartoe ging.”
Er waren ook slechte dagen. „Het verwijderen van mijn oog was de zwaarste ingreep in mijn leven. Ik wist niet hoe het zou aflopen. Ik was mijn oog kwijt, voelde me onzeker. Wat voor gevolgen zou dit hebben op mijn leven, op mijn gezondheid? Met die vragen worstelde ik. Op die momenten viel ik terug op de vaste waarden in m’n leven: het geloof, mijn vrouw en de kinderen. Ik ben dankbaar voor het herstel en met wat mijn vrouw en kinderen voor me deden.”
Opgave
Het was voor Van Ee een opgave om verplicht rust te houden en zijn ambt over te dragen aan waarnemer Bonthuis. „Ik mis mijn werk erg. Ik betreur het dat ik het proces rond de herindeling moet missen. Hoe vaak heb je de kans om zo’n herindeling mee te maken en daar invloed op uit te oefenen? Ik was er vanaf het begin bij betrokken.”
Van Ee voelde ook de betrokkenheid van Zederik. „Ik kreeg ruim 800 kaarten, 50 bossen bloemen en talloze mailtjes. Onlangs ging ik weer naar de kerk. Ook toen was de hartelijkheid groot. Hartverwarmend. Een stimulans om weer aan de slag te gaan.”
Dit voorjaar hoopt hij verder aan te sterken, op 1 juli staat zijn terugkeer gepland. „Ik kijk ernaar uit. De combinatie van besturen, vergaderen en de contacten met de inwoners maakt dit ambt zo boeiend; het mooiste werk dat ik me kan voorstellen.”