Gijs Lavooij na bijna 70 jaar toch in de krant
SLIEDRECHT. Gijs Lavooij (77) uit Sliedrecht heeft vrijdag uit handen van burgemeester Van Hemmen de bronzen legpenning van het Carnegie Heldenfonds ontvangen. De Sliedrechter ontving deze onderscheiding omdat hij in december 1946 zijn vriendje Kees Alblas (75) uit het ijskoude water van de Merwede redde.
Burgemeester Van Hemmen van gemeente Sliedrecht reconstrueerde in het Nationaal Baggermuseum, waar Lavooij als vrijwilliger werkt, het angstige avontuur van de vrienden.
„Het was pal voor Kerst en het vroor dat het kraakte. Sinds 1798 was het niet meer zo koud geweest. De Merwede lag dicht, ijsbrekers hielden de vaarroute in het midden van de rivier open. Aan de kant werd volop geschaatst. Een groepje vrienden haalde kattenkwaad uit, keek wie met hun prikslee het dichtst bij het afbrokkelende ijs durfde komen. Een riskant spel, maar op die leeftijd zie je geen gevaar.”
Onder schotsen
Kees Alblas, zes jaar, wilde laten zien dat hij net zoveel lef had als de grotere jongens. „Hij kwam tot vlakbij de rand, remde te laat en schoof onder de schotsen. Mensen in de omgeving waren bang voor hun eigen hachie en vluchtten naar de dijk, volwassenen die op de dijk stonden, grepen evenmin in. Er is maar weinig veranderd.”
Alleen de achtjarige Gijs Lavooij bekommerde zich om zijn vriendje. Van Hemmen: „Hij zag geen gevaar, kroop op zijn buik naar de rand van het ijs, zocht met zijn prikstok onder de schotsen en bleef maar roepen: Pak dan Keesje, pak dan toch.”
Kees, zwaar onderkoeld en naar eigen zeggen bijna verdronken – „Ik voelde niets meer”– greep in een reflex de stok en werd door Gijs op de kant getrokken. Alblas: „Het ijs af, de dijk over, naar de bakkerij van mijn vader. Daar was het lekker warm. Ik kreeg een standje van moeder, omdat ik zo stom was geweest.”
IJssie kraken
De twee bleven vrienden en hielden zich volgende winters net zo vrolijk weer bezig met „ijssie kraken” en „scholletje trappen” en gingen later samen op vakantie. „Je zou verwachten dat Gijs voortaan mijn grote held was die ik met voorrang behandelde. In de praktijk liep dat anders.” Zo werden beiden verliefd op hetzelfde meisje. Alblas: „Ik zei: leuk, maar niks voor jou. Later ben ik zelf met haar getrouwd.” En tijdens een vakantie lag hij tussen een paar vrienden in. „We hadden kip met patat op, dat begon ’s nachts met elkaar te werken. Ik moest overgeven en koos jouw slaapzak.”
In 2000 overleed moeder Alblas. „Tijdens het uitzoeken van de spullen vonden we een schoenendoos. Daar zat een berichtje in uit de Merwestreek van eind 1946, waarin stond dat „het zoontje van bakker A. uit wijk D door een vriendje uit het water was gehaald.” Je naam stond er niet eens bij, Gijs. Tegenwoordig zou je alle media halen. In het dagboekje van moeder stond dat ze jou haar hele leven dankbaar zou blijven. Toen pas drong tot me door wat jij voor mij gedaan hebt. Na al die jaren wilde ik je de waardering geven die je toekomt.”
Nooit te laat
Alblas zocht naar manieren om zijn oude vriend in het zonnetje te zetten en kreeg hulp van het Carnegie Heldenfonds. Bestuurslid luitenant-generaal Hoitink, Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht, was naar Sliedrecht gekomen om Lavooij in het zonnetje te zetten. „Eer komt nooit te laat”, vond Hoitink. „U bent verder gegaan dan wat je van iemand kunt verwachten. Waar anderen niets deden, hebt u een stap voorwaarts gezet. Uw heldendaad is niet verjaard.”
Gijs Lavooij zelf reageerde bescheiden op alle lof die hem werd toegezwaaid. „Ik heb er niet bij nagedacht, deed gewoon wat ik moest doen. Pas achteraf realiseerde ik me dat we allebei hadden kunnen verdrinken. Ik heb er vaak aan terug gedacht. Ik weet nog precies de plek waar het is gebeurd. Als ik Kees rond de feestdagen tegenkom, zeg ik vaak: Het is weer december, vriend. Weet je nog?” Alblas: „Na bijna 70 jaar komt je naam toch nog in de krant.”
www.rd.nl/heldenfonds voor een achtergrondartikel over helden en meer verslagen van uitreikingen van Canergie onderscheidingen.