„Regie over euthanasie hoort niet bij arts, maar bij patiënt”
KAMPEN. De Nederlandse wet maakt artsen in hoge mate verantwoordelijk voor het actief beëindigen van het leven op verzoek van de patiënt. Dat moet anders, stelt prof. dr. T. A. Boer.
Morgenavond verzorgt Boer, bijzonder hoogleraar op de Lindeboomleerstoel ”ethiek van de zorg” aan de Theologische Universiteit te Kampen, voor de ChristenUnie een lezing over euthanasie. Eén element daaruit lichtte hij vandaag al toe in nrc.next. Op dit moment kan de patiënt met een stervenswens de regie over euthanasie volgens hem te gemakkelijk uit handen geven aan de arts, en dat moet anders. Boer: „Het maakt voor artsen echt uit of dat ze het infuus moeten inbrengen en zo actief de dodelijke medicatie toedienen. Of dat ze zeggen: Bent u echt zeker van uw verzoek? Dan is hier het drankje, maar u moet het zelf opdrinken.”
Waar is de verandering die u voorstaat voor bedoeld? Om drempels op te werpen tegen een steeds ruimer wordende euthanasiepraktijk?
„Zoals ik vandaag ook in nrc.next heb gesteld: We moeten echt de indruk vermijden dat we als samenleving de dood van onze medeburgers organiseren. Ik acht dat een levensgevaarlijke ontwikkeling. De praktijk elders laat zien dat wetgeving die de regie rond actieve levensbeëindiging bij de patiënt legt, leidt tot fors lagere euthanasiecijfers. In Nederland overlijden jaarlijks ruim 5000 mensen door euthanasie. Er zijn voorbeelden van landen met een andere regeling die nog niet uitkomen op 5 procent daarvan.”
Boer geeft toe dat hij geen fundamentele wetswijziging bepleit, maar een accentverschuiving. „Maar deze is meer dan alleen symbolisch. De last van het probleem moet daar komen te liggen waar hij hoort, namelijk bij de patiënt zelf, en niet in de eerste plaats bij de arts.”
Wanneer de door Boer voorgestane wijziging er komt, blijft de arts vanuit zijn professionaliteit hulp bieden bij het zelfgekozen levenseinde, maar op een minder actieve manier. Boer: „In de praktijk zou het bieden van hulp dan neerkomen op het verstrekken van de benodigde medicatie, waarbij de arts bij de zelfdoding aanwezig moet blijven. De wet en de toetsingscommissies vereisen dat de arts kan instaan voor een medisch zorgvuldige uitvoering. Dat wil zeggen: de arts die euthanasie vanuit zijn geweten kan verantwoorden, want de huidige ruimte die er is voor gewetensbezwaarde artsen moeten we zeker handhaven.”
Veel mensen uit de achterban van het Lindeboom Instituut staan afkerig ten opzichte van euthanasie. Zoekt u met uw voorstel naar een euthanasiepraktijk die voor hen meer acceptabel is?
„Als we de verantwoordelijkheid meer leggen bij de patiënt is er naar mijn idee meer zekerheid dat deze weet wat hij doet en dat ook echt wil. Het kan zijn dat een patiënt die zich meer van zijn eigen verantwoordelijkheid bewust is, zijn beslissing beter overdenkt, en wellicht ontdekt dat er meer is dat hem bindt aan het leven. Dat acht ik voor alle partijen winst.”
Hoe denkt u persoonlijk over euthanasie?
„Ik wijs euthanasie niet principieel af, maar vind het te allen tijde een problematische handeling. Het moet een uitzonderlijke beslissing blijven en er moet een zware bewijslast zijn dat het echt niet anders kon. Het is algemeen bekend dat ik, voordat ik de Lindeboomleerstoel ging bekleden, tien jaar deel heb uitgemaakt van een toetsingscommissie voor euthanasie. Ik zou geen toezichthoudende functie hebben aanvaard als ik euthanasie onder alle omstandigheden zou hebben afgekeurd. Dat doe ik dan ook niet.
Gezien het draagvlak in Nederland voor euthanasie vond en vind ik een zekere mate van regulering en legalisering onvermijdelijk. Zonder regels is helemaal geen controle mogelijk.
Mijn inzet was en is: Als het dan voorkomt, dan moet het zo gedegen mogelijk worden getoetst. Elk euthanasiegeval behoeft een bijzondere rechtvaardiging.”