Huurverhoging voor Joden in het getto
AMSTERDAM. Schoremstad, heette Asterdorp in de volksmond. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden 305 Joden verplicht er te gaan wonen, in afwachting van deportatie. Waarop ze prompt een forse huurverhoging kregen opgelegd.
Het wijkje in Amsterdam-Noord was voor politicoloog Stephan Steinmetz onderwerp van studie. Hij promoveerde er donderdag op aan de Universiteit van Amsterdam.
”Ontoelaatbaren”, asocialen, vormden de doelgroep waarvoor de 132 huisjes in 1927 werden neergezet op een industrieterrein. Met een muur eromheen.
Ontoelaatbaren, in een heel ander opzicht, waren voor de Duitsers de Joodse inwoners van Nederland. Ze werden samengedreven in Amsterdam, voordat ze op transport moesten naar Westerbork, doorgangskamp op weg naar vernietiging.
De sociale huurwoningen in Asterdorp waren van de Gemeentelijke Woningdienst, en die ving er rijkssubsidie voor. Maar in 1942 vorderde de bezetter het wijkje ten noorden van het IJ en zette er Joden in. De woningdienst vreesde dat die minder armlastig waren dan de oorspronkelijke doelgroep. Ze zouden dus ”scheefwonen”, in een te goedkoop huis. En dús zou de eigenaar geen rijkssubsidie meer krijgen.
Om dat te ondervangen, trok de woningdienst de huren fors omhoog, met wel 25 tot 30 procent. De Joden moesten ook een borgsom betalen. De overlevenden kregen die nooit terug. Tegelijk declareerde de gemeente forse bedragen bij het Rijk en bij de bank Lippmann, Rosenthal en Co, die het afgepakte Joodse geld beheerde.
De bezorgdheid was overigens onterecht: de tijdelijke bewoners waren helemaal niet vermogend. Al eerder in 1942 waren alle Joden gedwongen hun bezittingen –op 250 gulden na– in te leveren.
„Kille bureaucratische documenten” kwam de promovendus tegen in de archieven. „Als het kan, ga ik de vergoeding zeker claimen”, kondigt een van de vroegere bewoners aan in Het Parool. Toen de Duitsers ook huizen in de Transvaalbuurt vorderde om er Joden onder te brengen, werden daar de huren eveneens met 25 tot 30 procent verhoogd.
”Asterdorp”, luidt de titel van Steinmatz’ proefschrift kortweg, maar de ondertitel zegt meer: ”Een Amsterdamse geschiedenis van verheffing en vernedering.”