Hoogleraar natuurkunde: „Dit wordt spectaculair, echt heel groot”
AMSTERDAM (ANP). Had Albert Einstein gelijk? Hebben wetenschappers na honderd jaar zoeken eindelijk aangetoond dat zwaartekrachtgolven bestaan? Het antwoord komt donderdag, op een gelijktijdige persconferentie in de Verenigde Staten en Italië. Hoogleraar natuurkunde Jo van den Brand, verbonden aan de Vrije Universiteit en instituut Nikhef, is nauw betrokken bij het onderzoek en weet wat er zal worden onthuld. „Het is absoluut spectaculair, dit wordt echt heel groot”, is het enige dat hij woensdag kon zeggen.
De aankondiging gaat over de basis van het heelal. Van den Brand: „Het universum is gemaakt van materie, je ziet overal deeltjes. Maar het is ook gemaakt van ruimte en tijd. Een van de grote inzichten van Einstein was dat ruimte en tijd één geheel vormen.” Dat wordt ruimtetijd genoemd. „Dat kun je in trilling brengen, je kunt ruimte en tijd laten krommen. Maar daar zijn heel heftige gebeurtenissen voor nodig.” Een botsing van zwarte gaten bijvoorbeeld, of een ontploffing van een ster.
Zo’n explosie stuurt een schokgolf door het heelal, als de rimpelingen na een steen in de vijver. Maar de rimpels zijn onnoemelijk klein. „Daarbij vergeleken is een miljardste van een atoom al groot. Als je een druppel in het IJsselmeer gooit, stijgt het meer met de inhoud van die druppel. Dat is 100.000 keer meer dan wat wij kunnen meten. Wij kunnen bij wijze van spreken meten dat de afstand van de aarde tot de dichtstbijzijnde ster verandert met de dikte van een haar”, legt Van den Brand uit.
Om de zwaartekrachtgolven te meten, zijn er bijzonder nauwkeurige detectoren gebouwd: twee in de Verenigde Staten, een in Italië en een in Duitsland. Die zenden een laserstraal in kilometerslange armen. Van den Brand: „Als er een zwaartekrachtgolf invalt, wordt één arm iets uitgerekt omdat de ruimte uitrekt. De andere arm krimpt iets. Dat signaal vangen we op.”
Het belang van de ontdekking is groot, zegt Van den Brand. „We zijn al duizenden jaren bezig om te kijken naar het heelal, naar de sterren. We hebben voor het eerst een heel nieuwe manier om dat te bekijken. Niet met licht, of röntgenstralen, of infrarood. Nu kunnen we kijken naar trillingen in de ruimte en tijd zelf. We kunnen alles in het heelal afbeelden dat trilling uitzendt, ook de bronnen die telescopen niet kunnen waarnemen. We krijgen er een heel nieuw zintuig bij en fantastische nieuwe inzichten.”