Binnenland

Oud-walvisvaarder: Ik voer op een slachthuis

ZOUTKAMP. Wie aan de walvisvaart denkt, hoeft niet heel ver de geschiedenis in te duiken. Vijftig jaar geleden regen Nederlanders de enorme zeezoogdieren nog met liefde aan een harpoen. Siedse Harmenzon (1937) was erbij. „Op een goede dag verwerkten we wel veertig stuks.”

Dick den Braber
5 January 2016 15:47Gewijzigd op 16 November 2020 00:27
Harmenzon. beeld Willem Wiltstra
Harmenzon. beeld Willem Wiltstra

In de haven van Amsterdam torende de Willem Barendsz in 1955 boven alles uit. Een indrukwekkend gezicht, vond de toen 18-jarige Siedse. Met die zeereus wilde hij wel op avontuur. Het fonkelnieuwe gevaarte zou op de Zuidelijke IJszee scheepsladingen walvissen gaan verzwelgen, geschoten door een tiental eromheen zwermende jagers.

Op de Willem Barendsz konden ze Harmenzon wel gebruiken. „Op zo’n walvisvloot werkten bij elkaar 700 mensen, van wie ongeveer 500 op het moederschip. Maar veel mensen hielden het na één reis weer voor gezien.” De Nederlandse Maatschappij voor de Walvisvaart (NMW) wist daarop altijd wel weer jongens zoals Harmenzon te lokken. Zeker nu de kranten bol stonden van de spiksplinternieuwe Willem Barendsz. De komst van dit schip dirigeerde de oude Willem Barendsz –een omgebouwde tanker uit 1931– naar de zijlijn. De nieuwste trots van de visserijvloot was het grootste Nederlandse schip ooit (waterverplaatsing: ongeveer 44.000 ton), gebouwd door scheepswerf Wilton-Fijenoord in Schiedam.

Stoomketels

In de machinekamer van het nieuwe fabrieksschip werkte Harmenzon met een flinke ploeg samen. „Je had er tien machinisten, twaalf stokers en wat dagmensen waaronder ik, om de boel schoon te houden. Je kunt je dat nu niet meer voorstellen, maar bij elkaar werkten we er met dertig man.” Elke expeditie duurde van oktober tot april of mei. In die periode beleeft het zuidelijk halfrond de antarctische zomer. Harmenzon: „Dan bleef het 24 uur lang licht en had je soms heel mooie, windstille dagen met temperaturen boven nul. Pas aan het eind van het seizoen kwamen de koude dagen, met vanaf zo eind februari sneeuw, ijzige stormen. En steeds minder zon.”

Op de Willem Barendsz transformeerden de gigantische walviskadavers in hapklare brokken vlees en liters levertraan. De rondzwervende jagersboten leverden de buit. Het waren omgebouwde korvetten die in de Tweede Wereldoorlog konvooien hadden beschermd. Voor de bediening van de harpoenkanonnen huurde Nederland Noorse harpoeniers in.

Slachthuis

Een vers kadaver kwam via de ”slipway”, een tunnel in het achterschip van de Willem Barendsz, op het achterdek terecht. „Dat gebeurde met behulp van een gietijzeren klauw van 3 ton die aan de staart werd vastgeklemd. Zware stoomlieren trokken zo’n beest van 30 meter vervolgens aan staaldraad naar boven. Hij kwam dan op het flensdek terecht, waar flensers zijn huid stroopten. Daarna sleepten ze het karkas naar het voordek, waar de lemmers het helemaal uit elkaar haalden.” Het spek stopten ze vervolgens in kookpotten, om er traan van te koken. Ook de beenderen –door grote stoomzagen op maat gezaagd– verdwenen in de pan, om er de gelatine uit te kunnen trekken.

Het vele vlees diende vooral tot voer voor honden, katten en vee. Als consumentenvoedsel kreeg het in Europa nooit vaste voet aan de grond, maar op de Willem Barendsz prijkte walvisvlees weleens op het boordmenu. Harmenzon: „Je kunt het een beetje vergelijken met rundvlees.” Vooraf had de scheepsdokter er dan op toegezien dat het vlees netjes uitgebeend en schoon in de kombuis terechtkwam. „Dat was wel nodig, want het dek was een vieze kliederbende: je voer op één groot abattoir.”

Leeggevist

De sfeer aan boord hing grotendeels af van de vangstresultaten. „Je kon twee weken dobberen zonder een vis te zien.” Met het verstrijken der jaren werd dat er niet beter op: de ijverige walvisvaarders wisten met hun steeds verbeterende technieken de wateren alleen maar leger te vissen. Het wereldwijde vangstquotum werd steeds verder naar beneden geschroefd. Harmenzon: „Dat deed een overkoepelende organisatie in Noorwegen. Elke vloot moest het aantal gedode walvissen aan haar opgeven; zij stelde daarop het quotum voor het volgende jaar vast.”

Inspecteurs aan boord moesten controleren of men de afspraken naleefde. Uiteindelijk gelukte het de walvisvaarders echter niet eens meer om de quota te behalen. De zeezoogdieren stonden op het punt uit te sterven. In verband hiermee nam bovendien de maatschappelijke druk op regeringen om ermee te stoppen toe, mede dankzij protesten van actiegroepen zoals Greenpeace. „Steeds meer landen begonnen toen af te haken, en na verloop van tijd kwam er een verbod.”

Dat gebeurde in 1986. Nederland deed toen allang niet meer aan de walvisjacht mee. In 1964 was de Willem Barendsz van zijn laatste expeditie teruggekeerd. In totaal had de drijvende traankokerij ongeveer 24.000 baleinwalvissen en 3500 potvissen klein gemaakt.


Illegale walvisjacht

Van alle landen ter wereld jagen alleen IJsland, Noorwegen en –vooral– Japan nog op walvissen. Vorig jaar verbood het Internationaal Gerechtshof in Den Haag de Japanners om nog in de wateren rond Antarctica op walvisjacht te gaan. De Aziaten lappen dit verbod echter aan hun laars. Begin december vertrokken de Japanse walvisvaarders als vanouds. Zelfs onverwacht vroeg, zo meldde dierenwelzijnsorganisatie IFAW: het land had aangekondigd pas in maart te zullen uitvaren. Door eerder te vertrekken wilde het stremmingspogingen van milieu­organisaties vóór zijn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer