Succes dertigjarige Flevopolder onder druk door verschraling
LELYSTAD (ND). Dertig jaar geleden kreeg Nederland er een twaalfde provincie bij. „Nederland heeft in zijn strijd tegen het water uitdagingen nooit geschuwd”, zei toenmalig minister Rietkerk van Binnenlandse Zaken tijdens de instelling van de provincie op 1 januari 1986. „Flevoland is daarvan een sprekend resultaat.” Maar vandaag de dag wordt het succesverhaal verstoord door verschraling van de bodem.
Onder de blauw-geel-groene vlag (symbool voor het land overwonnen op de zee) van de kersverse provincie bezong een mannenkoor dertig jaar geleden Flevolands lof. „Land gemaakt door mensenhanden, vol vertrouwen en met kracht/ Waar de zee werd teruggedrongen, die zo veel verschrikking bracht/ Een provincie die er wezen mag, jongste stukje Nederland/ Waar het fijn is om te werken, mijn geliefde Flevoland!”
Er waren hoge verwachtingen van „Europa’s groentetuin”, zoals de provincie vol vruchtbare poldergrond wel wordt genoemd. Flevoland is altijd belangrijk geweest voor de Nederlandse landbouw, en dat is op de dertigste verjaardag nog niet veranderd.
In Flevoland, zo becijferde het Centraal Bureau voor de Statistiek vorige week nog, zijn de boerderijen groter en brengen de akkers meer op dan in de rest van Nederland. De provincie herbergt maar liefst 12 procent van de Nederlandse akkerbouw en 21 procent van onze pootaardappelen komen van de nieuwe poldergrond.
Bodemstructuur
Maar het succesverhaal van de vruchtbare Flevopolder dreigt te worden verstoord. Op veel plaatsen is binnen één generatie boeren de bodemvruchtbaarheid verminderd door verslechterde bodemstructuur. En hoewel dat deels komt door natuurlijke processen zoals bodemdaling en inklinking na inpoldering, heeft de intensieve bedrijfsvoering daar een belangrijk aandeel in. Die conclusie trok de Wetenschappelijke Raad voor Integrale Duurzame Landbouw en Voeding afgelopen voorjaar. De raad waarschuwt voor bodemdegradatie. Is Nederlands jongste, meest vruchtbare provincie binnen één generatie alweer ten onder gegaan?
Zo’n vaart loopt het niet, denkt Sjef Staps, projectleider van het onderzoek. Maar volgens de onderzoeker, verbonden aan het Louis Bolk Instituut voor duurzame landbouw, voeding en gezondheid, is wel duidelijk dat de balans tussen geven aan en nemen van de bodem is verstoord. „Er wordt meer van het land gehaald dan er wordt teruggeven, wat leidt tot afnemende bodemvruchtbaarheid”, zegt Staps.
Druk
De boer is degene die keuzes maakt over hoe hij met de bodem omgaat, maar hij is niet de enige schuldige. „Er staat veel druk op de boer om zo veel mogelijk per hectare te produceren”, legt Staps uit. „Hij moet op de korte termijn steeds meer geld verdienen aan een hectare. Dat beïnvloedt zijn keuze voor gewassen.”
Graan is bijvoorbeeld een gewas dat de grond voedt en de bodemkwaliteit verbetert door de organische stof die het achterlaat. En door de manier waarop het zich wortelt in de grond, heeft het een positieve invloed op de waterhuishouding van het perceel. Het is daarom een heel geschikt gewas om te telen na het diepploegen – een rigoureuze maatregel waarbij de grond wel tot 1,5 meter diep kan worden omgeploegd om de bodemstructuur te verbeteren. Maar graan brengt weinig op. En dus kiest een boer eerder voor suikerbieten of aardappels, die veel meer opleveren, maar ook meer vragen van de grond.
Helemaal op percelen waar gediepploegd is, kan dat de vruchtbaarheid van de bodem drastisch verminderen. Diepploegen kan volgens Staps, afhankelijk van de grondsoort, soms nodig zijn, ondanks perfect bodembeheer.
Maar dat veel landbouwers er zich al na één generatie boeren in de Flevopolder soms toe genoodzaakt zien, is wel een signaal dat er iets aan de hand is. Van groot belang is dat de boer daarna inzet op duurzaam bodembeheer. „Want een tweede keer heeft het veel minder, of misschien wel geen effect. Je hebt immers alle soorten grond in dat profiel van 1,5 meter diep al opgebruikt.”
Een andere factor die bijdraagt aan kortetermijnvisie en productiedruk, is de stijgende grondprijs. Inmiddels staat de prijs voor een hectare grond niet meer in verhouding tot de economische waarde die van de grond af te halen is, waardoor er veel geproduceerd moet worden om quitte te spelen.
Het systeem van geliberaliseerde pacht, dat het Rijksvastgoedbedrijf in 2007 instelde, heeft hetzelfde effect. Doordat de grond wordt verpacht voor een korte termijn van één tot zes jaar en voor een hoge pachtprijs, wordt er relatief weinig in de grond geïnvesteerd en ligt de druk om te produceren hoog.
Staps is hierover niet te spreken, evenmin als de Land- en Tuinbouworganisatie en een grote groep ketenpartijen. „Minister Blok, die over het Rijksvastgoedbedrijf gaat, stuurt hiermee aan op gewin op de korte termijn. Terwijl de overheid bij uitstek de instantie zou moeten zijn die zorg draagt voor de lange termijn, om bodemvruchtbaarheid en voedselvoorziening zeker te stellen voor toekomstige generaties”, stelt hij. „Dat is voor Flevoland niet alleen een ecologisch, maar ook een economisch belang.”
Zware machines
Het gevolg van de hoge productiedruk en de focus op de korte termijn is onder andere dat er steeds later wordt geoogst, om maar zo veel mogelijk tonnen van het land te halen. „Kijk bijvoorbeeld naar de suikerbietencampagne”, zegt Staps. „Die was vroeger in het najaar. Maar tegenwoordig is dat uitgerekt tot ver in de winter.”
Hoe later in het jaar, hoe natter de grond en hoe slechter die bestand is tegen de steeds zwaardere machines die worden ingezet voor de oogst. De werktuigen drukken de grond in elkaar en richten zo meer schade aan dan wanneer de gewassen onder drogere omstandigheden geoogst worden.
De suikerbiet is tevens een van de weinige gewassen waarvan de opbrengst per hectare de laatste jaren nog stijgt. „Bij de suikerbiet is vooral met verdere veredeling van het ras nog veel gewonnen”, zegt Staps daarover. Maar bij de andere gewassen, aardappelen, pootaardappelen, zaai-uien en wintertarwe, blijft de opbrengst gemiddeld genomen al twintig jaar nagenoeg gelijk. „Het ziet ernaar uit dat die stagnatie komt door de afnemende bodemkwaliteit. De rek is eruit.”
Is Flevoland al verloren? Nee, zegt Staps. „Ik denk dat er veel mogelijkheden zijn voor een boer om andere keuzes te maken. Zowel wat betreft zijn bouwplan als op technisch gebied. Hij kan bijvoorbeeld gebruikmaken van het vasterijpadensysteem. Met de hulp van gps zorg je ervoor dat de zware machines altijd over hetzelfde pad rijden en niet over de grond waar je je producten teelt”, legt hij uit.
Belanghebbenden
Maar de verantwoordelijkheid ligt niet alleen bij de boer. „De boer heeft maar heel weinig manoeuvreerruimte, hij heeft steun nodig van de andere belanghebbende partijen: de voedselketen, de overheid, maar ook de samenleving en de consument”, zegt Staps. Hij pleit bijvoorbeeld voor meer ruimte voor langetermijnzorg voor de bodem vanuit de voedselindustrie. Een goed voorbeeld daarvan zijn bedrijven zoals PepsiCo en Heineken, die door samenwerking met de boeren inzetten op verduurzaming van productieprocessen, waarbij er wordt gewerkt met aandacht voor bodemvruchtbaarheid op de lange termijn.
Maar ook consumenten kunnen een steentje bijdragen. „Biologische producten kopen bijvoorbeeld, zou zeker helpen. In die sector is er al veel meer zorg voor bodemvruchtbaarheid. Het is belangrijk dat ook andere voedselketens werken aan transparantie, zodat de consument in zijn keuze de zorg voor onze toekomst kan meenemen.”