Jaap Pilon vat historie Kerkewijk Veenendaal samen in boek
VEENENDAAL. Hij groeide er op als zoon van een huisarts. Hij woont er nog steeds, twee huizen verderop. Hij ging er naar kerk en school, gaf er jaren les en opende er als wethouder een gezondheidscentrum. Jaap Pilon (65) vatte de historie van de Kerkewijk in Veenendaal samen in een boek van ruim 400 pagina’s.
”Mijn Kerkewijk” heet Pilons boek, dat is uitgebracht ter gelegenheid van het 30-jarig bestaan van de Historische Vereniging Oud Veenendaal. „De 2258 meter lange straat is voor Veenendalers ook ‘onze Kerkewijk’, want iedereen kwam, en komt er weleens”, zegt Pilon. „Daar stond de school of de kerk, daar woonden meerdere huisartsen, daar waren de textiel- en sigarenfabrieken waar veel Veenendalers werkten.”
„Alles wat een dorp tot een dorp maakt, was aan de Kerkewijk te vinden”, aldus Pilon. „Kerken, scholen, fabrieken, het Groene Kruis voor de gezondheidszorg en de wijkverpleging, het oudeliedenhuis van de hervormde gemeente, een slagerij, een polikliniek, een station, een garage, de notaris, een kruidenierswinkel, een snackbar en in latere jaren ook een theater.”
Doorgaande route
Eeuwenlang was de Kerkewijk de doorgaande route van de Betuwe naar de Veluwe. „Van het Ingensche Veer naar De Klomp. De geschiedenis van de Kerkewijk geeft inzicht in de ontwikkeling van Veenendaal sinds het midden van de negentiende eeuw. Textiel- en sigarenfabrieken boden tot ver na de Tweede Wereldoorlog werkgelegenheid aan nogal wat inwoners van het dorp: Hollandia Tricotage, de Cravattenfabriek van Roessingh, Ritmeester, Panter, Cavansa. De historie van de Kerkewijk weerspiegelt de geschiedenis van het snelgroeiende dorp Veenendaal.”
Veel van wat in het begin van de twintigste eeuw aan fabrieken en villa’s werd gebouwd is alweer gesloopt, stelt Pilon vast. Sommige panden zijn overeind gebleven, zoals de Teekenschool, de marechausseekazerne en de gereformeerde Brugkerk. De vroegere christelijke ulo-school is nu een notariskantoor; in een voormalig pand van sigarenfabriek Ritmeester is de Nederlandse Patiënten Vereniging gevestigd. De hervormde Patrimoniumschool kreeg een nieuw pand.
Pilon is oud-wethouder en oud-raadslid van D66 en Lokaal Veenendaal en was vele jaren docent geschiedenis en maatschappijleer aan het Christelijk Lyceum Veenendaal aan, jawel, de Kerkewijk. Circa 5000 uur besteedde hij aan zijn boek. In het gemeentearchief nam hij de notulen van de gemeenteraad vanaf 1811 door op bruikbare gegevens. ”Mijn Kerkewijk” (39,50 euro) bevat ruim 1000 foto’s en documenten, waarvan vele uit privécollecties.
Geluiden
De historische gegevens lardeert Pilon met jeugdherinneringen van dertien bewoners en oud-bewoners van de bekendste Veenendaalse straat. Ook eigen herinneringen haalt hij aan. Zo zijn hem geluiden van weleer bijgebleven: het geloei van de koeien die vroeger achter de huizen liepen, de stoomfluiten van de fabrieken en het getingel van de fietsbellen van de fabrieksarbeiders.
Pilon weet nog hoe hij met broer en zus passerende auto’s registreerde in een opschrijfboekje. In 1956 kreeg Veenendaal zijn eerste verkeerslichteninstallatie, op de steeds drukker wordende Kerkewijk. In zijn tienerjaren kwam Pilon veel in beatclub ’t Dingetje, een van de eerste dansgelegenheden, gevestigd in de voormalige ‘Kokse school’ van de gereformeerde gemeente. ’t Dingetje was toen een spraakmakende noviteit in Veenendaal, .
Drie kerken staan er aan de Kerkewijk: de Brugkerk, nu in gebruik bij de hersteld hervormde gemeente, de hervormde Vredeskerk en de gereformeerde Petrakerk. Dominees woonden er ook: onder anderen de hervormde predikanten M. Jongebreur en A. Vroegindeweij en hun gereformeerde collega W. den Hengst, die 1913 met een groot deel van zijn gemeente overging naar de Gereformeerde Gemeenten.
Eén mysterie heeft Pilon samen met Peter Doolaard, die de hoofdstukken over de drie kerken schreef, niet kunnen oplossen. Op de toppinakel van de voorgevel van de Brugkerk staat een windwijzer in de vorm van een engeltje dat de bazuin steekt. Pilon: „We hebben niets over de herkomst van dit ornament kunnen vinden. Dat zoeken we nog verder uit.”