Juliana wilde zelf het gammele trappetje af
Bewogen was ze, maar ook eigenzinnig, lastig soms. Jonkheer C. van Eysinga (80), van 1970 tot 1993 kamerheer honorair van Hare Majesteit de Koningin, over de plussen en minnen van prinses Juliana: „Ze had de neiging om gewoon te willen zijn.”
De vlag hangt halfstok op Huize Boschoord, het buitenverblijf van jonkheer Van Eysinga, net buiten Sint Nicolaasga. Een straffe wind geselt deze onstuimige zaterdagmiddag de hoge bomen rond het statige landhuis. Binnen waan je je honderden jaren terug in de tijd. Wanden zijn bedekt met talloze imposante schilderijen van vroege voorvaderen. In verschillende vertrekken zijn opgezette dieren te bewonderen: vossen, vogels, een das. Blikvanger in de sfeervolle zitkamer is een vitrine vol antiek Chinees porselein. In dit buitenhuis kwam meer dan eens volk van koninklijken bloede over de vloer. Koningin Beatrix liet er een keer of tien haar gezicht zien.
Als voormalig kamerheer maakte jonkheer Van Eysinga, voorheen hervormd predikant, zowel koningin Juliana als Beatrix diverse keren van nabij mee. Hij had van 1970 tot 1993 tot taak koninklijke werkbezoeken in Friesland voor te bereiden. Lang voor die tijd was er al een band tussen Juliana en de Van Eysinga’s. In de jaren twintig bracht vader mr. dr. W. J. M. van Eysinga, destijds hoogleraar internationaal recht in Leiden, de jonge Juliana de beginselen van het staatsrecht bij. „Later zei Juliana dat ze zich mij herinnerde als een klein jongetje in korte broek dat in de tuin speelde”, lacht de voormalige kamerheer.
Op de Leidse universiteit maakte Juliana indruk, weet Van Eysinga. „Ze was een uiterst intelligente vrouw die wist wat ze wilde. Toen ze na een tentamen een compliment kreeg, zou ze gezegd hebben: Ik weet nog veel meer, hoor.”
Prinses Juliana wordt alom geroemd vanwege haar bewogenheid met de gewone man. Van Eysinga kan dat beamen. „Ik herinner me een bezoek aan de volkshogeschool in Bakkeveen, in het zuidoosten van Friesland, tegen de grens met Drenthe. Een arm zandgebied. Dorpelingen vertelden dat ze waren opgegroeid aan een doodlopend zandpad. De mensen zetten uiteen dat de directeur van de school had gezegd dat ze niks minder waren dan de kinderen in Leeuwarden. Juliana luisterde. Op die momenten voelde ze zich in haar element.”
Verbazingwekkend vindt Van Eysinga het „ijzeren” geheugen van de vorstin. Hij dist twee anekdotes op. „Midden jaren dertig was Juliana bij een avondpartij, waar jongelui dansten. Dat was op Oranjewoud, het vroegere paleis voor de Friese stadhouders. Vanuit de middenhal kon je naar buiten kijken. Meer dan veertig jaar later was koningin Juliana weer op Oranjewoud. Ze zei: „Hé, het ooievaarsnest staat er niet meer.” Een ander verhaal. In 1939 kwam ze mijn schoonmoeder op een avond even tegen. Vijf jaar later liep Juliana haar weer tegen het lijf. „Ha, fijn u weer te zien, zei ze.””
Uit ervaring weet Van Eysinga dat Juliana niet zo gecharmeerd was van al te veel protocollen en ceremonies. „Ze wilde vooral gewoon zijn. Ze had moeite met strijkerij en overbeleefd gedoe. We zijn een enkele keer bij haar op bezoek geweest. Dan schonk ze zelf de thee in. Tegen Friezen die vroegen hoe ze zich tijdens een werkbezoek tegenover de Koningin moesten gedragen, zei ik altijd: Doe net alsof het een oudere tante van je is. Wees dus fatsoenlijk, maar doe niet al te overdreven. Niet meer, maar ook niet minder. Dus niet beginnen met: Joh, gezellig dat je d’r bent.”
De vorstin was gesteld op zelfstandigheid, verhaalt Van Eysinga. „Ik weet nog dat we ergens samen in een bank met diepe kussens zaten. Van die poefkussens. Bij ons vertrek zei ik iets als: „Als ik nou eens opsta en u de hand reik.” Daar wilde ze dus niets van weten. Ze zei: „Als jij maar niet denkt dat ik niet uit die bank kan komen.” Iets dergelijks gebeurde ook eind jaren zeventig, toen het Friesch Paardenstamboek en het Friesch Rundveestamboek hun 90-jarig jubileum vierden. De koningin aaide toen een kolos van een stier over z’n snuit en complimenteerde een boer. Er stond een tribune met toeschouwers, met daarbij een gammel trappetje. De koningin wilde niet dat iemand haar een elleboog gaf om dat trappetje af te komen.”
Juliana’s eigenzinnigheid kon soms knap lastig zijn. „Bij een werkbezoek werd de koningin gevraagd op de oude stoel van voormalige Friese stadhouders te gaan zitten. Leuk, zou je zeggen. Maar nee, dat deed ze niet. Ze had sterk de neiging zich voor te doen als gewone Nederlander. Ze wilde tijdens dat werkbezoek niet die troon bestijgen.”
In vergelijking met Juliana zou koningin Beatrix een kille uitstraling hebben. Van Eysinga maakt korte metten met die voorstelling van zaken. „Een volk krijgt de vorst die het verdient. In de Tweede Wereldoorlog was Wilhelmina onze koningin. Dat was de vrouw van staal. Gelukkig maar, zo iemand in Londen hadden we nodig. Premier De Geer wilde terug naar z’n familie. Dat moeten we natuurlijk niet hebben. Een paar jaar na de oorlog, bij de wederopbouw, werd Juliana koningin. Een lieve vrouw die grote sociale bewogenheid toonde. Aan ceremonies had ze niet veel behoefte. Daar zat ons land toen natuurlijk ook niet op te wachten. In 1980 werd Beatrix koningin. Zij heeft meer oog voor stijlvormen. Maar daarmee is ze geen kille vrouw. Een bepaalde hoek in de media houdt niet op te verkondigen dat ze afstandelijk en eigenwijs is. Het is niet waar. Als er iemand is die vlot is, dan is het Beatrix. Ik weet nog goed dat ze ooit in een kroeg op Ameland zat te lachen met een aantal mensen van de reddingsbrigade.”
Het verschil tussen Juliana en Beatrix is minder groot dan gedacht, zegt de voormalige kamerheer. „Wat intellect betreft doen ze niet veel voor elkaar onder. In haar uitingen staat Juliana wat dichter bij het beeld van een moeder. Beatrix roept meer de gedachte op aan een oudere vriendin, een leidsvrouw. Maar dat betekent helemaal niet dat Beatrix geen emoties zou tonen. Wie herinnert zich niet dat ze tijdens de ramp in Enschede een arm om iemand heensloeg?”
De affaire met gebedsgenezers Greet Hofmans in de jaren vijftig zorgde voor een tragedie in het huwelijk van Juliana. Ook de Lockheed-affaire in de jaren zeventig veroorzaakte veel deining aan het hof. Hoe ziet Van Eysinga dat? „In de Greet Hofmans-affarie liepen liefde en haat door elkaar heen. Een tragische geschiedenis. Tegenover Bernhard bleef Juliana, ook tijdens de Lockheed-zaak, standvastig in haar trouw. Dat vind ik lofwaardig.”