Binnenland

Esmé Wiegman: energiek op de bres voor het leven

Jongeren raken, leden adviseren en als het moet ook actievoeren. Esmé Wiegman was jarenlang een dynamisch Tweede Kamerlid en bruist ook als directeur van de Nederlandse Patiënten Vereniging (NPV) van energie. Wat haar NPV moet uitdragen? „Dat we voor mantelzorgers en voor de samenleving een warme deken willen zijn.”

11 December 2015 20:34Gewijzigd op 16 November 2020 00:00
beeld RD, Anton Dommerholt
beeld RD, Anton Dommerholt

De nieuwste pennenvrucht van de NPV-directeur, die inmiddels bijna twee jaar aan het roer staat van de christelijke patiënten­vereniging, is net een feit. ”Wat is goed?” is de titel van het boekwerk dat medio vorige maand bij Buijten en Schipperheijn van de persen rolde. „Het is niet alleen mijn werk, het is een NPV-publicatie”, onderstreept Wiegman. „Als NPV-directeur heb ik de eindredactie gevoerd.”

Niels, een van uw drie zonen, is razend enthousiast. Op de Facebookpagina van de NPV gaf hij meteen blijk van zijn waardering met de woorden: „Gaaf boek van m’n moeder!!” Heeft de inhoud hem geraakt?

Wiegman lacht. „Dat zou weleens een eerste jeugdige, impulsieve reactie kunnen zijn. Ik doe als het nodig is wel m’n best om mijn kinderen op de inhoud van ons werk te attenderen. Toen een van mijn jongens laatst voor school een opdracht moest maken over medische ethiek, vroeg ik of hij al op onze NPV-website had gekeken. Dat was wel een eyeopener.”

Veel werkende moeders zitten in het onderwijs of de zorg, of doen de boekhouding voor het bedrijf van hun man. U staat aan het roer van een vereniging; vinden Niels en uw andere zonen dat stoer?

„Ik hoor hen daar weinig over. Als ik impliciet weleens iets krijg toegevoegd wat aan mijn werk is gerelateerd, dan is het dat ik niet moet doen alsof ik ook thuis de directeur ben. Dus als er conflictjes zijn, of er is wat gedoe, dan weet ik dat ik even niet mijn managementtechnieken moet inzetten. Dat wordt niet gewaardeerd.”

Vijf jaar lang werkte u in Den Haag voor de ChristenUnie. Merkt uw gezin dat NPV-directeur zijn minder hectisch is dan Tweede Kamerlid?

„Als NPV-directeur ben ik vaker thuis dan destijds, maar ik merk wel dat privé en werk nu meer door elkaar lopen. Doordeweeks is ons huis dus weleens dubbel gereserveerd. Bijvoorbeeld door mij om erin te kunnen werken, en door mijn oudste zoon en zijn vrienden om er nog even met hun bandje te kunnen oefenen voor de kerstviering van het Greijdanus College, hier in Zwolle. Gistermiddag las ik thuis wat stukken, toen ik opeens „Hoi mam, we gaan repeteren”, hoorde. En daar zat ik, tussen de opwekkings- en gospelmuziek die uit ons muziekhonk klonk.”

Zie dat maar eens op te lossen zonder management­technieken.

Opnieuw een lach. Dan, serieus: „Als ik mijn kinderen bezig zie en hoor met hun hobby, muziek maken, dan kan ik daar enorm van genieten. We maken afspraken en tijdens het repeteren delen we het huis harmonieus.”

Pubers opvoeden bij een open Bijbel: is dat anno 2015 moeilijker dan dertig jaar terug?

„Toen ik jong was, discussieerden ouders en kinderen heel wat af over de vraag: mag een kind een eigen tv-toestel op zijn kamer? Als je destijds als ouders nee zei, was je er al een heel eind in geslaagd om het beeldscherm te weren uit het privédomein. Nu niet meer. Met onze kinderen voeren mijn man Joan en ik dus andere discussies. Inderdaad, over sociale media, maar bijvoorbeeld ook over alcoholgebruik. Een van onze regels is bijvoorbeeld ”Geen alcohol onder je 18e”. Als moeder ben ik daar heel duidelijk in.

In hun eerste kinderjaren heb ik mijn kinderen verteld uit de Bijbel en heel veel uit de kinderbijbel voorgelezen. Naarmate ze ouder worden, groeit bij mij het besef dat ze straks hun eigen keuzes moeten maken en dat ik er nu voor moet zorgen dat ze daarvoor toegerust zijn. Natuurlijk geef ik soms concreet dingen mee, bijvoorbeeld over drankgebruik, of over relatievorming. Maar als het even kan steeds vanuit de beginvraag: hoe sta je in het leven en wie is de Heere Jezus voor jou? Als jij in jouw leven Hem wilt volgen, wat volgen daar dan voor keuzes uit?”

Eerder dit jaar gaf de NPV een handreiking uit voor jongeren over seksualiteit. Is dat zo’n moment waarop uw leden zich realiseren: O, ja. Er staat tegenwoordig een moeder van drie opgroeiende jongens aan het roer?

„Behalve als NPV-directeur zie ik ook als moeder dat jongeren opgroeien in een wereld waarin seks op allerlei manieren op hen afkomt. Als NPV hebben we gezegd: Daar moeten we iets mee. We kunnen een opvatting hebben over abortus, maar als je kijkt naar de verhalen daarachter, dan zie je dat vrouwen heel vaak kiezen voor een zwangerschapsafbreking omdat ze zeggen: De relatie waar ik nu in zit, is zo instabiel, zo onveilig, daarin kan ik geen kind krijgen. Daarom hebben we gezegd: Naast ons verhaal dat we abortus afwijzen, moeten we jongeren ook helpen met de vraag: hoe bouw ik aan een veilige relatie waarin een kind echt welkom kan zijn? Dat was eigenlijk de achtergrond van deze bewuste keus.”

Veel aan de NPV verwante organisaties zien hun ledental gestaag dalen. Kan de NPV nog meer zijn dan een vraagbaak voor christenen die even behoefte hebben aan een medisch-ethisch advies?

„Anno 2015 neem je de jongere generatie binnen onze doelgroep en ook een deel van de oudere inderdaad niet zomaar mee in een ideologisch verhaal. We zullen hen meer dan ooit moeten raken in de vragen die voor hen relevant zijn. En hen moeten bereiken op de plekken waar ze zitten: op scholen, of verenigingen vanuit de kerk. Dat neemt niet weg dat we de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan onze adviezen nog steeds weten te koppelen 
aan geslaagde publieksacties. De actie ”Anders, niet minder” is daar een voorbeeld van.

Ons uitgangspunt is: het leven is waardevol. Alle kinderen zijn welkom. Ook kinderen met het syndroom van Down. Als NPV willen we niet in een samenleving wonen waarin ze massaal worden weggeselecteerd. Vanuit die visie helpen we leden die dankzij prenataal onderzoek te horen hebben gekregen dat er iets niet goed is met hun kindje. Maar met diezelfde boodschap stonden we in juni met het Platform Zorg voor Leven ook in het Tweede Kamergebouw. Mét een petitie waarin we de Kamer vragen de nieuwe prenatale test om kinderen met het syndroom van Down zo vroeg mogelijk op te sporen niet in het standaardscreenings­pakket op te nemen.

Als ik onder zo’n petitie ruim 40.000 handtekeningen zie staan, dan denk ik: Gelukkig. De werfkracht van vroeger is er nog steeds.”

U hoorde in vijf jaar Den Haag bij de coalitie en de oppositie, trok het land in voor werkbezoeken en zag ministers en staatssecretarissen van Volksgezondheid komen en gaan. Bent u niet veel te dynamisch voor een bureaubaan als NPV-directeur?

„Wie zegt dat dit een bureaubaan is? En wat dat dynamische betreft; ik zal vast nog weleens van werkkring veranderen, maar wat mij betreft is het nog lang niet zover. Het samen met anderen bezig zijn om 
onze doelstellingen te realiseren, geeft 
mij elke dag weer nieuwe energie. Dit jaar hadden we als NPV een vrijwilligersevenement georganiseerd met jongeren. Gewoon, met een clubje de wijk in, en dan vrijwilligerswerk gaan doen op plekken waar je anders nooit komt. Als ik terugblik op zo’n dag denk ik: Wat ontvang je veel in zo’n actie en wat is dat jeugdige enthousiasme mooi.”

Recent zei u in een interview: Ik houd van lezen. Noemt u eens een verrassend goed boek dat u het afgelopen jaar las?

„Ik kies voor ”Aan Gods hand door pijn en lijden” van Tim Keller. Wat mij betreft een absolute aanrader. Keller beschrijft hoe je persoonlijk kunt worstelen met het lijden en met hoe je omgeving daarmee omgaat. Hij doet dat onder andere aan de hand van het leven van Job. Maar het meest indringend is zijn schets van de manier waarop de moderne, westerse cultuur met het lijden omgaat. Het overkomt je, net als een regenbui. Toeval. Domme pech. Je moet het of zien te voorkomen, of je er keihard tegen wapenen. Ik ben het helemaal eens met Keller: er valt op grond van de Bijbel en van onze joods-christelijke traditie echt zo veel meer over lijden te zeggen dan dat arm­zalige verhaal. Als ik zo’n boek heb gelezen, voel ik me weer helemaal gesterkt om met ons NPV-verhaal aan de slag te gaan.”

Dit jaar deelde de NPV op de Dag van de Mantelzorg fleecedekentjes uit aan mantelzorgers. Uw idee?

„Nee, het voorstel kwam vanuit een 
plaatselijke thuishulpgroep. Mooi hè? 
Ook zo bijzonder, uitgerekend op zo’n dag uitstralen dat we als NPV met name voor mantelzorgers een warme deken willen zijn.”

Op het hoofdkantoor van de NPV bent u de enige met ervaring in de landspolitiek. Kijken uw medewerkers hoog tegen u op?

„Nee hoor, voor hen ben ik gewoon Esmé. Wel wegen we mijn werkervaring mee bij het verdelen van taken, bijvoorbeeld van spreekbeurten. Stel, we worden op een en dezelfde datum uitgenodigd om aan te schuiven bij een debatavond in het Amsterdamse debatcentrum de Rode Hoed en om een lezing te geven over orgaandonatie voor een vrouwenvereniging. Dan zal de uitkomst waarschijnlijk zijn dat ik naar de Rode Hoed ga en dat een collega de vrouwen­vereniging doet.”

Over de Rode Hoed gesproken; begin november deed u daar mee aan een debat over stervenszorg. U nam het woord en begon over uw oude tante.

„Klopt, twee andere deelnemers aan het debat hadden een nogal negatief beeld van het christelijk geloof. Dat zou vooral een belasting zijn in het omgaan met lijden en sterven. Dan denk ik: Sorry, nu wordt het mij te eenzijdig. Dit moet echt worden aangevuld, rechtgezet. Haar geloof was mijn tante op haar ziekbed helemaal niet tot last. Ze leed op dat moment veel pijn, maar voelde zich getroost door het lijden van Christus, dat nog veel groter was.”

Toen u was uitgepraat, kreeg u vanuit de zaal nogal spottend de vraag voorgelegd: Voor wie heeft Jezus volgens u dan zo geleden? U antwoordde: Voor mij. Hoeveel moed is ervoor nodig om zo’n getuigenis af te leggen in het hart van een seculiere stad?

„Een van de deelnemers aan het debat verwees in zijn inleiding naar het lijden van Jezus, puur vanuit medisch perspectief. Er was op Golgotha verlatenheid, angst en pijn, en zo zag je volgens hem dat ook grote, historische figuren soms ontredderd kunnen sterven. Die analyse; daar zag de zaal wel wat in.

Eerder die week hadden we het tijdens de weekopening nog gehad over het thema ”Getuige-zijn”. Hoe belangrijk dat is, maar ook hoe moeilijk dat kan zijn. Je ziet ergens een goliath en denkt: Wegwezen, snel terug naar mijn veilige kamp. Tijdens de inleiding van mijn collega-spreker in Amsterdam heb ik niet geïnterrumpeerd, maar toen hij halverwege opnieuw begon over dat treurige lijden van Christus moest ik getuigen. Jezus is mij te dierbaar geworden om dan nog te kunnen zwijgen. Puur in aardse termen over Zijn kruisdood spreken, doet zo’n oneer aan wat Hij met Zijn sterven voor mij heeft willen doen. Als ik op zo’n moment Zijn Naam mag belijden, wil ik niet meer weglopen. Dan grijp ik dat aan, als een buitenkans.”


Levensloop Esmé Wiegman

Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (1975) groeide op in een christelijk gereformeerd gezin in Nieuw-Vennep dat later verhuisde naar Alphen aan den Rijn. Ze volgde het vwo op de Driestar in Gouda en studeerde daarna Nederlandse taal- en letterkunde in Leiden. In 1996 was ze kortstondig voorzitter van de jongerenorganisatie van de RPF, later was ze landelijk bestuurslid van deze partij.

In 2002 werd Wiegman gemeenteraadslid voor de Christen­Unie in haar woonplaats Zwolle. Van 2007 tot 2012 was ze CU-Tweede Kamerlid in Den Haag. Wiegman is getrouwd en heeft drie zoons van 16, 14 en 11 jaar.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer