Passief verzet tegen kabinet
Vooral in het begin van haar regeerperiode was koningin Juliana sterk politiek betrokken, zegt ”royalty watcher” en staatsrechtdeskundige drs. M. de Bruyne. „Ze was toen tamelijk energiek met haar regeertaak bezig, inclusief de politieke aspecten. Op enig moment heeft ze de teugels wat laten vieren en begon ze andere prioriteiten te krijgen.”
Een belangrijke kwestie die zij in het begin van haar regeerperiode voor elkaar heeft gekregen is gratie voor oorlogsmisdadiger Willie Lages. „Juliana was sterk tegen de doodstraf. Dat was voor haar een gewetenskwestie. Ze kon zich in dat onderwerp helemaal vastbijten. Waarschijnlijk door te dreigen met opstappen, heeft ze een van de kabinetten-Drees achter zich gekregen en ging de terechtstelling van Lages niet door. Ze heeft dat heel hard gespeeld. Als het kabinet zijn zin had doorgezet, hadden we ongetwijfeld een constitutionele crisis gekregen.”
Juliana had een geheel eigen manier om haar wil door te zetten, zegt de Bruyne. „Ze deed dat niet door te zeggen: „Ik weiger dit”, maar ze liet zo’n kwestie gewoon liggen. Als de bewindslieden dan zeiden: „Kijk nu eens naar die stukken; ze moeten getekend worden”, dan deed ze dat gewoon niet. Een vorm van passief verzet die heel effectief kon zijn.”
In het latere deel van haar regeerperiode legde Juliana, als het om echt politieke kwesties ging, sneller het hoofd in de schoot. „Wat dit betreft, heeft ze de tijdgeest goed aangevoeld. Ze is koningin geweest in de periode 1948-1980, een tijd waarin enorm veel veranderde in de samenleving. Juliana heeft op een gegeven moment haar knopen geteld. Ze voelde aan dat de nieuwe tijd om meer democratie vroeg. De oude De Gaay Fortman heeft ooit gezegd dat Juliana aan het koningschap een meer democratische invulling heeft gegeven. Daar zit veel in.”
Soms werd ze er hardhandig mee geconfronteerd dat ze in bepaalde zaken voor de politiek moest zwichten. „Zo moest ze in de Greet Hofmans-affaire een aantal mensen laten vertrekken uit het paleis. Ze had die lui om zich heen verzameld, hechtte erg aan hun mening, maar het kabinet zei: ze moeten weg. En ze gingen uiteindelijk ook weg.”
Waar Juliana ook in haar latere periode erg op gespitst bleef, zijn zaken die haar familie betroffen. „Vanuit haar positie als moeder en hoofd van de dynastie heeft ze gewaakt voor de belangen van het koningshuis. De discussie over het lidmaatschap van het Koninklijk Huis is er een mooi voorbeeld van. Ze verzette zich fel tegen het onderscheid tussen A-prinsen en B-prinsen. In dat soort zaken was ze onbuigzaam. Het is veelzeggend dat deze zaak uiteindelijk pas onder Lubbers en Beatrix naar een goed einde is geloodst.”
Juliana zocht de kracht van haar koningschap in een menselijke benadering. „Zelf heeft ze wel gezegd: „Liefst was ik sociaal werkster geworden.” Ze ging graag als een soort weldoenster rond, mensen een hart onder de riem stekend. Beatrix stelt prijs op de naam Majesteit, zij vond mevrouw voldoende.
Uit gesprekken die kamerleden met beide vrouwen hebben gehad, rijst het beeld op van Juliana die haar zaakjes wel aardig wist, maar toch het meest bezig was met de menselijke aspecten van haar ambt, terwijl Beatrix zich meer inhoudelijk oriënteert op het koningschap, stelt De Bruyne.
Onder het tiental minister-presidenten met wie zij te maken heeft gehad, had ze drie favorieten. „Van Drees had ze een fotootje…tje op haar bureau staan. Beel stond bij haar ook zeer hoog. Het verhaal gaat dat ze twee telefoonnummers op haar nachtkastje had liggen: van de brandweer van Baarn én van Beel. Op Den Uyl was ze ook zeer gesteld.”
Dat laatste kan te maken hebben gehad met het feit dat haar politieke voorkeur links van het midden lag. „Ook dat paste weer bij haar karakter én bij de tijd waarin zij regeerde. In de jaren zestig en zeventig was een linkse politieke oriëntering minder opmerkelijk dan in de tijd waarin we nu leven.”