„Overdrijf gevaren voor jongere op internet niet”
LEEUWARDEN. Volwassenen hebben een te negatief beeld van het internetgedrag van jongeren. Meestal gaat het gewoon goed.
Drs. Joyce Kerstens komt tot die „geruststellende” conclusie in het proefschrift ”Youth and cybersafety”, waarop ze vrijdag promoveert aan de Open Universiteit in Heerlen. Het bevat de resultaten van een landelijk onderzoeksprogramma waarbij zo’n 6300 jongeren betrokken waren. Daarbij werd onder meer gekeken naar online seksuele activiteiten, cyberpesten en verschillende vormen van cybercrime.
Volwassenen associëren het internetgebruik van jongeren voortdurend met gevaren, zegt Kerstens. „Elke internetgebruiker loopt risico’s, maar dat hoeft niet tot schade te leiden. Experimenteren en grenzen verkennen hoort bij jongeren.”
De promovenda pleit ervoor de ervaringen van jongeren het uitgangspunt voor het cybersafetybeleid te laten zijn.
Kunnen jongeren gevaren zelf goed inschatten?
„Steeds beter. Het besef dat internet een publieke omgeving is en dat je daar niet alles op moet zetten, leeft bij jongeren steeds meer. Ze leren ook door ervaring. Als ze het slachtoffer worden van commerciële misleiding of marktplaatsfraude, is dat vervelend, maar denken ze wel: Dit gebeurt me geen tweede keer.
Aan de bewustwording hebben volwassenen ook bijgedragen. Toen we ons onderzoek in 2009 begonnen, waren er nauwelijks middelbare scholen die aandacht besteedden aan veilig internetten. Nu zijn er nauwelijks scholen waar het géén onderdeel van het lesprogramma is. Ook ouders gaan meer dan vroeger het gesprek met hun kinderen aan over hun digitale gedrag.”
Wilt u met uw conclusies de vele waarschuwende geluiden rond riskant internetgebruik nuanceren?
„Je gaat als volwassene dingen soms anders zien als je ze door de ogen van jongeren bekijkt. Wat wij bijvoorbeeld als pestgedrag zien, noemen jongeren zelf normaal: „Zo praten we altijd met elkaar.”
Onlinerisicogedrag, zoals het produceren van seksueel beeldmateriaal –sexting–, is overwegend een onderdeel van de ontwikkeling van jongeren. Er zijn best veel jongeren die via internet een seksueel verzoek hebben gekregen. Als je vervolgens doorvraagt, blijkt dat in het gros van de gevallen de afzender een leeftijdsgenoot was en dan ook nog meestal degene met wie ze verkering hadden. Tevens geven jongeren aan dat er sprake was van gelijkwaardigheid en wederkerigheid. Vroeger was er contact in het fietsenhok, nu gebeurt het digitaal. Slechts in een heel klein deel van de gevallen gaat het om ”stranger danger”, een oudere onbekende met verkeerde bedoelingen.
Natuurlijk moeten we niet naïef zijn. Er zijn zeker ”groomers” –digitale kinderlokkers– actief. We moeten jongeren dus bijbrengen dat er vervelende dingen kunnen gebeuren, hoe ze die kunnen herkennen en hoe ze erop moeten reageren. Dat is belangrijker dan restrictief op te treden, bijvoorbeeld door een computer af te sluiten.”
Verrasten de uitkomsten van het onderzoek u?
„Ik ben er vrij blanco ingestapt. Hoewel, ik had toch wel wat meer wantoestanden verwacht dan we in werkelijkheid zijn tegengekomen. Er is veel bezorgdheid onder volwassenen, maar het merendeel van het digitale verkeer verloopt gewoon goed.”
Meisjes zijn vaker dan jongens slachtoffer op internet; jongens zijn vaker dan meisjes dader van cybercrime, zo blijkt uit het onderzoek. Een op de tien jongeren houdt zich weleens bezig met cybercrime of cyberpesten. „Het loopt nogal door elkaar”, zegt Kerstens. „Een op de vier slachtoffers van pesten pest zelf ook, een op de drie pesters is er zelf weleens het slachtoffer van geweest. Vaak is er sprake van actie en reactie. Dus ook hier moeten we de problemen niet zwart-wit, maar in hun context bekijken.”