Ds. Brienen over de aanslagen in Parijs
Ds. Dik Brienen (1958), predikant van de christelijke gereformeerde kerk in Hardenberg, woonde van 1991 tot 2012 in Frankrijk. Hij was van 1992 tot 1999 predikant-evangelist van een gemeente in Parijs. Eerdere aanslagen in het land kwamen erg dichtbij. Hij leeft mee met de Parijzenaars, onder meer omdat zijn zoon er woont.
TOEN
In 1991 hoorde ik dat er een groot predikantentekort was in de Franse reformatorische kerken. Tot dat moment was ik predikant van de christelijke gereformeerde kerk in Delfzijl. Ik wist me toen geroepen en ben met mijn vrouw en drie jonge kinderen naar Frankrijk vertrokken. Eén jaar hebben we in het zuiden van het land gewoond om de Franse taal en cultuur beter te leren kennen. In 1992 ben ik verbonden aan een Parijse gemeente die behoorde tot de Église Protestante Réformée Évangelique. Tot 1999 ben ik daar predikant-evangelist geweest.
Tussen 1992 en 1999 is de gemeente van 25 naar 80 leden gegroeid. De kerk stond vlak bij een universiteit. Regelmatig at ik daar in het restaurant om met studenten in contact te komen. Algauw merkte ik dat Franse jongeren niet graag over religie spraken. Studenten met een islamitische achtergrond daarentegen discussieerden graag met mij. Ik herinner me vooral hun wetticisme. Door hun doen en laten hoopten ze Allah tevreden te stemmen. Dat je al in dít leven zeker kunt zijn van je behoud, zoals het christendom leert, accepteerden ze niet. We gingen weliswaar respectvol met elkaar om, maar onze overtuigingen bleven haaks op elkaar staan.
In 1995 pleegden Algerijnse moslims een bomaanslag op het Parijse metrostation Saint-Michel, op 2 kilometer afstand van ons kerkgebouw. De beelden van bloedende mensen die het voertuig werden uitgedragen en van reanimerende hulpverleners staan nog helder op mijn netvlies.
De aanslag had een lange nasleep. Telkens als wij Saint-Michel passeerden, dachten we er weer aan. Onze kinderen keken altijd onder de stoelen en bankjes of ze geen verstopte bom zagen. Voortdurend riepen speakers op stations reizigers op tot waakzaamheid. In het straatbeeld verschenen militairen. De angst voor nieuwe aanslagen zat er diep in en dat heeft jaren geduurd.
Een aanslag in 2012 op een Joodse school in Toulouse zal ik ook nooit vergeten. Een man schoot daar drie kinderen en een rabbijn dood, waarna hij zich verschanste in een appartement. Het flatgebouw stond tegenover een van onze kerken. Na een vuurgevecht met de politie sneuvelde de schutter. Kogels gingen dwars door de pastorie en raakten onder meer een kamer waar mijn oudste zoon drie jaar daarvoor had gewoond. Zo’n aanslag komt dan wel heel dichtbij.
NU
Onze oudste zoon woont en werkt in Parijs. Mijn vrouw en ik zagen pas zaterdagmorgen zijn sms over de aanslagen en we hebben toen meteen de televisie aangezet. De beelden van rennende mensen door de straten van Parijs en de enorme paniek, raakten mij diep. Je voelt met hen mee en ervaart iets van de spanning die ze doormaken en het verdriet dat hen treft.
Tegelijkertijd rijzen er allerlei vragen. Wat beweegt deze aanslagplegers? Komt het door hun islamitische levensovertuiging of zijn het gewoon geradicaliseerde terroristen? Eenvoudige antwoorden zijn niet voorhanden, dus wakkeren deze vragen angst aan. Dat de redactie van Charlie Hebdo in januari werd getroffen, konden velen nog wel begrijpen. Maar deze terreur komt veel dichterbij. We kunnen allemaal slachtoffer worden.
Mijn zoon zei zaterdagochtend dat hij de halve nacht was opgebleven om na te trekken of alles goed was met zijn kennissen. Gelukkig bleek niemand van hen direct te zijn getroffen. Nadat ik hem vroeg of hij de volgende dag naar de kerk durfde gaan, bleef het even stil. Toen zei hij: „Het is weliswaar niet zonder risico’s, maar juist nu moeten we als gemeente elkaar opzoeken.”
Afgelopen zondag ging ik voor in Delfzijl. In de voorbede heb ik Parijse predikanten opgedragen aan de Heere God. Na afloop van de dienst in Delfzijl was het koffiedrinken. Veel mensen informeerden naar mijn zoon en waren dankbaar dat hem niets was overkomen.
Afgelopen dagen heb ik geprobeerd om een collega-predikant in Parijs te bellen, maar dat is me helaas nog niet gelukt.
STRAKS
Natuurlijk maak ik mij zorgen om mijn zoon. Tegelijkertijd is de kans dat hij door terreur omkomt klein. Laat hem in Parijs blijven en zijn talenten daar inzetten. Het gaat niet allereerst om het zoeken van ons eigen comfort, maar om dienstbaar te zijn. God staat boven alles en we zijn van Zijn bewaring afhankelijk. Daarom ga ik straks ook weer gewoon bij hem op bezoek.
Ik denk dat de aanslagen een langdurige impact op Frankrijk en in het bijzonder op Parijs zullen hebben. Zoals onze gezinsleden Saint-Michel en Toulouse niet kunnen passeren zonder aan terrorisme te denken, zo zullen veel Parijzenaars ook niet meer onbekommerd door hun stad wandelen. Aan veel plaatsen zullen nare herinneringen blijven kleven.
Een verschil met de aanslag in 1995 is dat de vijand nu veel zichtbaarder is. Daders van aanslagen zijn geen eenlingen meer. Er zit een grote organisatie achter met een ideologie waarvoor jihadisten bereid zijn hun leven te geven. De regering spreekt ook niet meer van terroristen, maar uit oorlogstaal.
De intensivering van Franse deelname aan de strijd tegen Islamitische Staat in Irak en Syrië zal Fransen ook echt een oorlogsgevoel geven en de vrees aanwakkeren voor toekomstige vergeldingsacties. Het zou weleens een decennialange strijd kunnen worden. Zolang het in het Midden-Oosten oorlog blijft, zal er oorlogsdreiging zijn in Parijs.