Na zeventig jaar eindelijk een Joods monument in Utrecht
UTRECHT. Een lange lijst met namen. Vooral de namen Baruch en Cohen komen regelmatig terug. En Frank, en Polak. Maar op de 7 meter lange gedenkmuur worden twee namen wel honderden keren genoemd. Het zijn de plaatsnamen Auschwitz en Sobibor. Daar vonden in 1942 en 1943 de meeste Utrechtse Joden hun einde.
Ter nagedachtenis aan alle vermoorde Joodse inwoners uit de domstad staat er sinds gisteren een monument in de Utrechtse binnenstad. Burgemeester Van Zanen sprak bij de onthulling van „de inlossing van een ereschuld.” Want hoewel de Joodse gemeenschap in Utrecht tijdens de Tweede Wereldoorlog bijna volledig werd weggevaagd, duurde het zeventig jaar voordat er een officieel monument verrees.
Onenigheid
„In de jaren na oorlog was er bijna geen Joodse burger meer te vinden”, zegt voorzitter Wim Rietkerk van de Stichting Joods Monument, die zich jarenlang inzette voor de realisatie van een gedenkplaats. Enkele honderden Joodse Utrechters wisten aan de vernietigingskampen te ontkomen door te vluchten of onder te duiken.
In de loop van de tijd zijn er diverse voorstellen gedaan om een monument op te richten. Maar er was onenigheid over onder meer de locatie en over de vormgeving. Bovendien konden de liberale en de orthodoxe flanken van de Joodse gemeenschap elkaar maar moeizaam vinden. En zo duurde het tot 2013 voordat er eensgezind besloten werd een monument te creëren tegenover het Spoorwegmuseum. Vanaf die plek, het toenmalige treinstation Maliebaan, werden bijna alle Joodse slachtoffers gedeporteerd.
Het Joodse monument bestaat uit een plateau met grote koperen ramshoorn, een sjofar, op een bewerkte sokkel. Daarachter staat een muur van 7 meter lang en 3 meter hoog. De muur is vervaardigd van steen uit Jeruzalem. De namen van de 1239 omgekomen Utrechtse Joden zijn in Israël in het steen gegraveerd. Midden tussen de namen staat in het Nederlands en het Hebreeuws: „Zie, Ik heb je in Mijn handpalmen gegrift”, naar het zestiende vers van Jesaja 49.
Het monument heeft 180.000 euro gekost. Een groot deel daarvan is betaald door particulieren, maar ook de gemeente Utrecht en de Nederlandse Spoorwegen droegen een deel van de kosten. Enkele Utrechtse kerken leverde eveneens een bijdrage. „En ook de laatste paar duizend euro die nog nodig is, gaat er komen”, verwacht Rietkerk.
Vereeuwigd
„Het is ter nagedachtenis aan hen die uit hun Utrechtse huizen zijn gerukt, dat we dit hebben gedaan”, sprak opperrabbijn Jacobs na de onthulling van het monument. „Ze hadden hier in Utrecht willen sterven, en na zeventig jaar zijn ze toch nog in hún Utrecht vereeuwigd.”
Met de onthulling van de muur en de sjofar heeft Utrecht als laatste grootste stad in Nederland een plaats waar Joodse Holocaustslachtoffers kunnen worden herdacht. „Er is een einde gekomen aan de ballingschap van de vergetelheid”, aldus Rietkerk.