Onderzoek: structurele oorlogsmisdaden Indië
DEN HAAG (ANP). Het Nederlandse leger heeft zich tijdens de oorlog in het toenmalige Nederlands-Indië op grote schaal en structureel schuldig gemaakt aan oorlogsmisdaden. Dit blijkt uit onderzoek naar persoonlijke documenten van veteranen door historicus en KITLV-directeur Gert Oostindie. Dinsdagavond spreekt hij in Brandpunt (NPO2) over de bevindingen in zijn boek Soldaat in Indonesië, dat woensdag verschijnt.
Oostindie baseert zich op bijna 660 dagboeken, memoires en brieven van militairen. Al met al zo’n 100.000 bladzijdes waarin ruim 1360 militairen aan het woord komen. Veruit de meeste militairen schrijven niets over oorlogsmisdaden. Toch trof Oostindie beschrijvingen van bijna 800 oorlogsmisdaden aan: van brandstichting en roof tot executies. In bijna de helft van de vermeldingen gaat het om dodelijke slachtoffers.
Oostindie stelt dat geen harde vaststelling gemaakt kan worden van het totale aantal Nederlandse oorlogsmisdaden. Maar op basis van wat hij heeft gevonden denkt Oostindie dat het eerder om tienduizenden dan om duizenden gevallen gaat.
In het boek citeert hij uit de documenten: „De lijken van de geëxecuteerden moesten worden opgegraven en verbrand, om zo de sporen van het lugubere bedrijf uit te wissen, voordat het wereldkundig zou kunnen worden gemaakt.”
„Er werd dagelijks op gehamerd dat je, hoewel het in feite strafbaar was, altijd moest zorgen dat je als eerste schoot. Je moest daarbij ten minste twee schoten lossen, om te bewijzen dat je als tweede had geschoten. Er waren immers twee schoten gehoord en dus had de vijand het vuur op jou geopend.”
„Er zou een Commissie van de Verenigde Naties komen, die onderzoek doet naar misstanden bij, onder meer, het houden van gevangenen. En dus werden alle gevangenen in m’n auto geladen en moesten we maar een flink eind weg rijden en lang wegblijven.”
Oostindie stelt dat de conclusie van structureel geweld „slecht past in een rooskleurig nationaal zelfbeeld waarin zulk geweld slechts wordt geassocieerd met andere landen”. Hij wijst er wel op dat maar een minderheid van de veteranen bij de ‘ontsporingen’ betrokken was. Wel werd waarschijnlijk zeer veel vrijheid gelaten aan lagere (onder)officieren.
Onderbelicht zijn volgens Oostindie nog altijd de oorlogsmisdaden die door de Indonesische zijde in het conflict zijn begaan. Oostindie denkt dat dit zeer waarschijnlijk nog op grotere schaal gebeurde. De historicus pleit ook daarom voor een breed onderzoek naar de hele periode. Zo’n onderzoek is tot nu toe achterwege gebleven.