„Ik was gewoon nieuwsgierig, weet je”
„Ik was gewoon nieuwsgierig, weet je.” Meerdere malen klonk het donderdag door de rechtszaal. De verdachten van het doodschoppen van Anja Joos stonden er op dat vreselijke moment op 6 oktober bij en keken ernaar. Of ze keken juist niet. Talloze verklaringen, eerder bij politie en rechter-commissaris afgelegd, werden ter plekke ingetrokken of veranderd. „Dat heeft de politie mij in de mond gelegd.”
Het zal in de meeste gevallen wel onduidelijk blijven wie van de negen verdachten er nu wel of niet heeft gescholden, bedreigd en getrapt. Donderdag stonden acht van hen voor de rechter. Alleen de rol van M. G. (19) staat redelijk vast.
Anja Joos (43), een uit Duitsland afkomstige drugs- en alcoholverslaafde, kwam het afgelopen najaar om het leven door vier keiharde schoppen tegen haar lichaam, zo bleek uit sectie. De als voetbaltrappen omschreven stoten deden haar milt scheuren en veroorzaakten inwendige bloedingen, waaraan zij overleed. Ten minste twee van de vier trappen waren afkomstig van M. G. Hij heeft dat ook bekend. Maar bijna niemand zag wie de schop gaf waardoor Joos op de grond viel. Vier jongeren wijzen de 17-jarige S. B. aan als degene die de eerste trap gaf, maar die ontkent dat. En over de vierde schop rept niemand met maar één woord.
De tegenstrijdige verklaringen geven geen inzicht in het precieze verloop van de tamelijk eenzijdige vechtpartij, veroorzaakt door een groep jongeren van Marokkaanse afkomst. Op 6 oktober ’s avonds werden twee medewerkers van het filiaal van Dirk van de Broek in de Amsterdamse Pijp gealarmeerd door J. D. (19), die nabij het winkelbedrijf de „vrouw van deze zomer” herkende. Daarmee werd Anja Joos bedoeld, die bij een incident in de winkel bekendheid verwierf door het personeel de huid vol te schelden. Overigens bemoeide Joos zich ongevraagd met de zaak en was ze zelf niet de dievegge.
D., die wel bij de winkel werkt maar op dat moment geen dienst had, zei dat hij op de bewuste avond dacht dat de vrouw een blikje bier had gestolen. Hij ontkende dat hij haar „had willen terugpakken voor het uitschelden van Marokkanen.” Met een groeiende groep in de omgeving rondhangende jongeren werd de achtervolging ingezet. Op het Gerard Douplein moest Joos het ontgelden. De 20-jarige S. el J. vroeg haar om een bonnetje. Dat liet ze zien, verklaarde hij. Uit onderzoek van de politie bleek echter dat ze bij de aanschaf van het blikje bier, niet bij de supermarkt maar bij de slijter Dirck III aan de overkant, nooit een bonnetje had gekregen. Joos zou overigens direct hebben verklaard het blikje te hebben betaald.
Anja Joos zou vervolgens hebben gescholden en daarbij naar de Marokkaanse afkomst van de verdachten hebben verwezen. Er werd met een stoel gegooid. Joos zou zijn onderuit geschopt, waarna meerdere trappen volgden. Na afloop vertrok het stel richting Dirk van de Broek. Daarbij zou er volgens getuigen sprake zijn geweest van een uitgelaten stemming, waarbij „dierlijke kreten” werden geslaakt.
Rechtbankvoorzitter N. Schimmel legde de tegenstrijdigheden in de verklaringen haarfijn bloot, maar wist geen eenduidig beeld op te roepen. „Ik hoor het je zeggen”, verzuchtte hij herhaaldelijk wanneer de zoveelste eerder afgelegde verklaring als onzin werd afgedaan. Op een gegeven moment leidde dit bij hem bijna tot wanhoop. „Als je alle verklaringen van februari bij de rechter-commissaris letterlijk zou nemen, zou iedereen verderop in de straat hebben gestaan en om het hoekje hebben gekeken om te zien wat er gebeurde. Dan zou Joos bijna in haar eentje dood zijn gegaan.” Dit leidde tot protest bij enkele advocaten. „Ja, ik chargeer, ik overdrijf”, gaf de rechtbankvoorzitter toe.