De VVD wil af van ontwikkelingshulp aan landen waar sprake is van een „politiek wespennest". Het kabinet moet zijn programmahulp richten op landen waar kansen liggen, waar sprake is van goed bestuur. De nadruk moet vervolgens liggen op het stimuleren van handel in plaats van (humanitaire) hulp, zei VVD–woordvoerder Szabo woensdag tijdens een debat met de ministers Bot (Buitenlandse Zaken) en Van Ardenne (Ontwikkelingssamenwerking).

Szabo zei niets te zien in de nadruk die Van Ardenne wil leggen op de hulp aan de Hoorn van Afrika en het Grote Merengebied. Daar liggen volgens hem op dit ogenblik geen kansen. De minister mag wel doorgaan met het verlenen van politieke steun aan landen in deze regio’s, zoals Ethiopië, Eritrea, Sudan, Uganda en Rwanda. De financiële steun moet zij echter concentreren op landen waar de hulp meer kans heeft om te beklijven, zoals Ghana, Senegal, Mali, Kaapverdië en Benin. „Als het daar goed gaat, is er een grote kans dat deze landen hun buurstaten meetrekken in de economische voorspoed," zo betoogde hij.

Bot en Van Ardenne zijn echter niet van plan zich uitsluitend op kansrijke Afrikaanse landen te richten. Voor het Nederlands beleid is de wederopbouw en de stabilisatie van landen die net een conflict achter de rug hebben, zoals landen in de Hoorn van Afrika en het Grote–Meren–Gebied van evengroot belang. „Vrede, veiligheid en stabiliteit is het hoofdthema van het Nederlandse beleid in Afrika," stelde Bot. „Een omgeving van armoede en conflicten zijn een voedingsbodem voor terrorisme en kan leiden tot vluchtelingenstromen en (besmettelijke) ziektes."

Van Ardenne hield Szabo voor dat Nederland nu vijftien landen in twee regio’s steunt. „Wij vinden dat kansrijke landen. Het kabinet is dan ook niet van plan de hulp uit te breiden tot een derde regio in het westen van Afrika. We kunnen dat niet aan en als er al ruimte komt dan geef ik de voorkeur aan een regio met landen als Zambia, Tanzania en Kenia."