De Vereniging Fondsenwervende Instellingen (VFI), de brancheorganisatie voor erkende goede doelen, kwam dinsdagochtend met richtlijnen voor de reserves. Reserves zijn volgens de VFI nodig voor de continuïteit. Ook worden bedragen geschonken met een speciale bestemming.

De VFI acht één norm niet mogelijk, gezien de grote verschillen tussen de instellingen en hun inkomstenbronnen. Wel wordt een maximum gesteld. De zogenaamde continuïteitsreserve mag maximaal anderhalf maal de jaarlijkse kosten voor de werkorganisatie bedragen. Afwijken van deze norm mag alleen onder bijzondere omstandigheden, aldus vanmorgen drs. J. Post (Rode Kruis), voorzitter van de VFI-commissie die de richtlijn opstelde.

Bij het beleggen dient waardevermindering te worden voorkomen. De instelling dient een financieel beleid op te stellen.

Directe aanleiding voor de richtlijn zijn de enorme verliezen die de goededoelenorganisaties de afgelopen jaren leden. De organisaties voor goede doelen verloren alleen al over 2002 bijna 70 miljoen euro in beleggingen. Sommige fondsen hadden soms tot 30 procent van hun opgepotte vermogen in aandelen belegd.

Uitzondering waren over het algemeen christelijke goede doelen. Uit een onderzoek van deze krant werd duidelijk dat zij zeer terughoudend waren op de beleggingsmarkt. Ook al te grote reserves werden door verschillende christelijke hulpinstellingen gemeden.

Er bestond tot op heden geen norm voor het beleggingsbeleid. Een ongeschreven regel in de branche stelde echter dat 90 procent van het vermogen veilig op een spaarrekening moest worden geparkeerd. Dat bleek in de praktijk vaak anders uit te pakken.

De nieuwe regels gelden met ingang van 2005; 2004 is een overgangsjaar. De VFI-leden hebben de richtlijn aanvaard. Het beleggingsbeleid dient achteraf verantwoord te worden in het jaarverslag.