Fout erfgoed: de Biberbunker, stille moordenaar bij Oostvoorne
De stille moordenaar, werd de Biberbunker genoemd. Vanuit de radarcommandopost in de duinen bij Oostvoorne gaven de Duitsers de komst van geallieerde bommenwerpers door aan hun luchtmacht en het luchtafweergeschut. Dat heeft duizenden jonge mannen het leven gekost.
Over steeds smallere bospaadjes koerst Ton van der Hoeven met zijn auto het duingebied in. Een hek vergrendelt de toegang tot het ‘dorp’ dat de Duitsers in de winter van 1942/1943 aanlegden.
Nederlanders hielpen bij het storten van beton en andere werkzaamheden. In Oostvoorne waren 26 barakken voor hen neergezet. „Zowel aannemers als dwangarbeiders stonden voor de keuze: hier werken of afgevoerd worden naar Duitsland. Daar moet je achteraf niet te gemakkelijk over oordelen”, zegt de gids van de Stichting Biberbunker.
De functie van de bouwwerken bleef geheim. „Zelfs de Wehrmacht in Oostvoorne en de Kriegsmarine op het strand wisten niet wat hier gebeurde.” Bewakers en mijnenvelden grendelden de 1 kilometer lange en 400 meter brede enclave af waar permanent 600 Duitsers woonden en werkten. Er waren 97 bunkers –onder meer voor manschappen, communicatie, sanitair en munitieopslag–, een centrale keuken, een toiletgebouw, een bakkerij, garages en waterputten.
De Biberbunker nam een centrale plaats in. Hij is 20 meter breed, 20 meter lang, 8,5 meter hoog, wijst Van der Hoeven. „En 6000 ton zwaar. Dat is 6 miljoen kilo beton. Per 1000 kilo beton zat er 300 kilo ijzer in. Dat kreeg je na de oorlog zomaar niet weg. Geen wonder dat er nog zo’n 15.000 Duitse bunkers in Nederland zijn. Alleen het stukje kust op Voorne-Putten –van hier tot Hellevoetsluis– telt er al 360. Na de oorlog zijn er veel bedekt met zand. Dat geldt hier voor 96 van de 97 bunkers, al is bij een aantal ervan een sleuf opengelaten zodat vleermuizen er in en uit kunnen.”
De Stichting Biberbunker kreeg afgelopen juli toestemming om er twee toegankelijk te maken: een communicatiebunker (type Adcock) en een Seeburgbunker, een compacte voorloper van de Biber.
Terschelling
De Biberbunker verdween nooit onder het zand, in tegenstelling tot de andere twee radarcommandobunkers: de Zander bij Zandvoort en de Tiger op Terschelling. „Tiger wordt nu uitgegraven. Een enorm karwei.”
De eerste letter van de bunkernamen werd ontleend aan de locatie. Die bij Oostvoorne was de opvolger van antennes op de dom van Brielle, vandaar dat de naam met een B begint: Biber (bever).
Op en rond de drie verdiepingen hoge bunker groeien nu bomen. „Tijdens de oorlog was er geen bos; het was een kaal duingebied. Op de bunkers zijn Oostenrijkse dennen geplant omdat de worstels daarvan het beton niet aantasten.”
Voor de ingang ligt een vliegtuigmotor. „Een Stellendamse visser kreeg die in zijn netten. Hij zette de naam van zijn overleden dochter erop: Leonie.”
De ene ingang van de bunker was voor de officieren, de andere voor manschappen met een lagere rang. Bezoekers gaan gebukt naar binnen. Op een van de 3 meter dikke wanden staat het bunkertype: L487.
„Er is hier geen schot gelost, maar deze bunker was een stille moordenaar”, zegt Van der Hoeven. „Hier werden instructies gegeven aan jachtvliegtuigen en de Flak, het Duitse luchtafweergeschut. Er zijn boven Nederland zo’n 7000 geallieerde vliegtuigen neergeschoten, waarvan er nog heel wat onder de grond liggen. Een aantal Britse toestellen had zeven man aan boord, Amerikaanse tien. Dan kun je ongeveer uitrekenen hoeveel bemanningsleden de drie radarcommandoposten het leven gekost hebben.”
Oorlogs- en BB-museum
Na de oorlog werd de apparatuur naar Engeland overgebracht. De brandweer kwam er oefenen. „Daar werd de bunker niet mooier van.”
Van 1960 tot 1986 zat de dienst Bescherming Bevolking (BB) er, totdat die in de regionale brandweer werd geïntegreerd. Het Zuid-Hollands Landschap, eigenaar van het gebied, wilde de bunker onder water zetten, maar gaf W. Langendoen uit Oostvoorne uiteindelijk permissie om het gevaarte op te knappen en er rondleidingen te gaan geven. Het werd zijn levenswerk, als voorzitter van de Stichting Biberbunker.
In de achterliggende 25 jaar hebben vrijwilligers een grote collectie bijeengebracht en modellen gebouwd om het oorlogsverleden inzichtelijk te maken. Veel elementen uit de BB-periode zijn intact gelaten. Gidsen leiden de 700 bezoekers rond die het museum elk jaar trekt. „We sluiten af met een film uit 1942. Als mensen die hebben gezien, zijn ze allemaal stil.”
Het museum is financieel onafhankelijk. „Maar het is geen vetpot. We hebben alleen al 3400 euro aan energiekosten per jaar.”
Deze maand worden de gemeentebesturen van Brielle, Nissewaard en Westvoorne rondgeleid om de toekomstplannen te presenteren: meer bunkers laten zien en meer rondleidingen verzorgen om een vrij onbekend stuk geschiedenis van zowel de Tweede Wereldoorlog als de Koude Oorlog door te geven.
serie Fout erfgoed
Dit is het derde deel in een vijfdelige serie over tastbare herinneringen aan de Duitse bezetting.