Premier Rutte spreekt Indiëveteranen toe tijdens jaarlijkse herdenking
ROERMOND. ‘Nederlands-Indië’ was er altijd in het gezin waarin premier Rutte opgroeide. Zijn vader overleefde een jappenkamp. Zaterdag sprak de minister-president de Indiëveteranen toe die kort na de Tweede Wereldoorlog werden uitgezonden naar de verre oost.
Geleund op zijn stok staat M. Koenders uit het Limburgse Meerlo de schare te overzien die zich rond het Nationaal Indiëmonument 1945-1962 in Roermond heeft verzameld. Hoogbejaarde veteranen. Familieleden, hoogwaardigheidsbekleders, militairen van alle leeftijden. Het lijken er minder dan anders; daar zal het weer debet aan zijn. Ze hullen zich in plastic of schuilen onder een paraplu. Maar ze zijn er. Velen komen elk jaar.
Koenders ook. „Zolang als ik kan. Gelukkig ben ik nog gezond; alleen het lopen wil niet best meer”, zegt de 88-jarige veteraan. Hij komt zijn jonggestorven makkers herdenken. Ze kregen een graf in vreemde bodem, ver van huis. „Dat heeft het meest indruk op me gemaakt tijdens die jaren in Indië.”
Hij zat van 1947 tot 1950 op Zuid-Sumatra. „Erg genoeg, maar we moesten. Achteraf zeg je: het was niet zo nuttig.”
Meer dan 200.000 militairen gingen naar Nederlands-Indië, de meesten als dienstplichtige. Van hen kwamen er ruim 6200 om.
Degenen die heelhuids thuiskwamen, worstelen vaak nog altijd met wat ze hebben meegemaakt, zegt aalmoezenier Van den Broek in haar overdenking. De rooms-katholieke geestelijke komt hen tegen in het pastoraat: „Mannen die nu nog in gewetensnood verkeren door wat ze hebben meegemaakt.”
Pijnlijke herinneringen
De vader van premier Rutte verloor zijn eerste vrouw, die omkwam in een Japans interneringskamp. Hij hertrouwde met haar zus en trok opnieuw naar Indië. „Vol goede moed, al was het niet zonder risico, maar mijn vader hield van het land en geloofde in de mogelijkheden”, zegt Rutte. Tot de Indonesische regering de Nederlandse bedrijven inpikte; „nationaliseerde.” De familie Rutte ging naar Nederland, maar voor de latere premier, die tien jaar later werd geboren, was Indië in zijn jeugd „nooit ver weg. Ook nooit echt dichtbij, want er werd weinig over gesproken; de herinneringen waren te pijnlijk.”
Tevergeefs probeerde Nederland na de oorlog oproerige nationalisten te bedwingen en gezag en orde te herstellen. Jonge militairen mochten dat karwei gaan opknappen. „Het is moeilijk aan te voelen hoe ingrijpend uw ervaring was”, zegt Rutte. „Net bevrijd, maakte u een lange bootreis naar een nieuw conflict, in een onbekend land waar chaos heerste en geweld aan de orde van de dag was.”
Daar kwamen de militairen in situaties terecht waar ze zich alleen met hulp van hun kameraden doorheen konden slaan en waarin ze soms „in a split second” beslissingen moesten nemen, zegt de premier.
Pas na jaren konden ze terug naar huis. „Met herinneringen die soms te gruwelijk waren om erover te praten. Terug naar een land dat druk was met de wederopbouw. Veel Indiëveteranen botsten op een muur van stilzwijgen. Een luisterend oor, begrip, erkenning, het kwam allemaal pas veel later.”
Het is belangrijk de duizenden slachtoffers te blijven herdenken, beklemtoont de regeringsleider. „Het is ook belangrijk dat de overlevenden zich gehoord voelen. De geschiedenis kent vele gezichten; ook minder mooie. De regering heeft dat erkend. Maar de militairen verdienen respect en waardering. Indiëveteranen staan in een traditie van moed, trouw en dienstbetoon.”
Missing man
Samen met twee leerlingen van een Roermondse basisschool legt Rutte de eerste krans. Er wordt taptoe geblazen, en dan herdenken de veteranen in stilte hun makkers die omkwamen, 65, 70 jaar geleden alweer. Ze rechten hun rug, heffen de hand aan de baret. Het Wilhelmus klinkt.
Pal daarna daveren vier F-16’s over in missing man-formatie: boven het veld trekt een van hen abrupt op en verwijdert zich uit de groep, symbool voor de gaten die in de bataljons werden geslagen als militairen sneuvelden of aan een tropische ziekte stierven.
Nederland is de naoorlogse Indiëperiode nog altijd aan het verwerken. „Het ochtendblad gooide korte geleden ruw mijn waarheid door elkaar”, declameert de Roermondse stadsdichter Hans van Bergen. Het blad schreef over geweld door Nederlandse militairen. Wat is waarheid? „Tot ik inzag dat elke waarheid duizenden gezichten heeft.”
De militairen voelden zich miskend. „Niemand anders weet wat het met jou deed toen die duistere tropennacht om je heen gleed als een kleed”, zegt Bergen.
Einde in zicht
„Gelukkig is het land dat zijn krijgsmachtgevallenen met dankbaarheid herdenkt”, roept de bijna 94-jarige luitenant-generaal T. Meines, oud-voorzitter van de Stichting Veteranen Platform. „Toen we uit Indonesië kwamen, was er geen veteranenbeleid. Daar hebben we zelf voor gezorgd. Er is grote verscheidenheid aan krijgsmachtonderdelen, rangen en standen. Het is ons gelukt ze bijeen te krijgen en naar de regering te gaan: Hier zijn we; doe iets voor ons.”
Nu zijn de Indiëgangers oud. „Het einde is voor ons in zicht, dus we moeten het stokje overdragen”, zegt Meines. „Ik wil een warm pleidooi voeren voor inrichting van een nationale veteranenbegraafplaats.
Veteranen, wat we hebben gedaan, rust op drie pijlers: zelfvertrouwen, vertrouwen in de medemens en Godsvertrouwen. Het fantastische zesde couplet van het Wilhelmus zegt: Mijn schild ende betrouwen zijt Gij, o God, mijn Heer. Is dat zo? Weten we ons in Zijn handen?
Aan het eind van mijn toespraak is het me een voorrecht dit te mogen zeggen: ik houd van jullie allemaal.”
Krans na krans wordt gelegd. Als eerbetoon aan hen die vielen.