Negeren kerken is geen vergissing
De regering Balkenende is tevreden. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) publiceerde eind vorig jaar een „gedegen en helder” rapport over waarden en normen. Het kabinet kan zich daar geheel in vinden, zo verklaarde de premier gisteren. Kerken en christelijke politici zijn teleurgesteld. Het kabinet ziet de kerken niet als factor van betekenis in het debat over de moraal in ons land. En dat is geen vergissing.
De minister-president wil er niets van weten dat het WRR-rapport vaag en weinigzeggend is. Integendeel. Hij is tevreden met de aandacht die de raad geeft aan kleine deugden. En ook de rol van gezin en opvoeding komt er in de studie volgens hem niet bekaaid van af. De regering vindt met de WRR dat ouders een belangrijke taak hebben bij de overdracht van waarden en normen. Anders gezegd: De ministerraad meent dat de maatschappij met de WRR-studie verder geholpen is.
Op een punt brengt de regering in haar reactie een kleine correctie aan op het standpunt van de WRR. De raad poneerde vorig jaar dat het in onze pluriforme samenleving feitelijk onmogelijk is om gemeenschappelijke waarden en normen te hebben. Iedere etnisch religieuze groep heeft een eigen waardepatroon. We hebben echter -gelukkig- wel een rechtsstaat en de samenleving als geheel moet er alles aan doen om die intact te laten. Daarnaast zouden er in de samenleving afspraken gemaakt kunnen worden over hoe men met elkaar omgaat.
Het kabinet gaat een stap(je) verder. Het spreekt van een „gedeelde maatstaf” die nodig is om als gemeenschap te kunnen functioneren. „Als gemeenschappelijke waarden ontbreken, valt die gedeelde maatstaf weg.” Daarbij zegt de regering in haar reactie dat die gemeenschappelijke waarden niet losgezien kunnen worden van de Nederlandse geschiedenis en cultuur. En ook van nieuwkomers mag volgens haar verwacht worden dat ze zich deze gemeenschappelijke waarden eigenen. Dat is dus iets minder vrijblijvend dan het WRR-rapport, waarin de pluriformiteit met al haar consequenties als feitelijkheid wordt aanvaard.
Maar dat is dan ook het enige onderscheid. Net zoals de WRR ziet de regering het debat over waarden en normen als een discussie binnen de bevolking waarin men een oplossing zoekt voor de ergernissentoptien, zoals hufterig gedrag, vuilnis op straat, weinig respect tonen voor ouderen. Natuurlijk zijn dat problemen die opgelost moeten worden. Maar gesteld dat dit zou lukken dan is daarmee nog niet een fundamentele omslag bereikt op het punt van waarden en normen.
De regering ziet de gemeenschappelijke moraal als „de grootste gemene deler van de ethische opvattingen van de burgers.” Het normen- en waardepatroon is de uitkomst van een open discussie. Die wil het kabinet ook aanzwengelen. Met dit debat wil de regering niet primair de waarden en normen overdragen en verankeren, maar gaat het om de vraag: Wat kan de een van de ander leren?
Ten diepste is dat het teleurstellende van deze regering onder leiding van een premier die zich er niet voor schaamt zijn christelijke geloofsopvattingen uit te dragen. De moraal is voor dit kabinet de resultante van hetgeen het volk, de gemeenschap wil. De regering huldigt duidelijk niet het standpunt dat de waarden en normen hun oorsprong buiten de mens vinden. Kennelijk heeft Balkenende, ondanks zijn christelijke levensovertuiging, niet de moed te stellen dat het maatschappelijk waardepatroon verankerd moet zijn in Gods geboden.
Dat zou wel eens de reden kunnen zijn dat de regering geen gesprek aangaat met de kerken, ofschoon die een- en andermaal duidelijk te kennen hebben gegeven dat ze graag een woordje in het debat over waarden en normen meespreken. Tijdens het congres dat het Platform Waarden en Normen in september vorig jaar organiseerde, zei de premier zeker een rol voor de kerken te zien weggelegd. Hij gaf aan graag daarover verder te praten.
Sindsdien is het oorverdovend stil geworden. Het WRR-rapport zweeg over de mogelijke bijdrage van de kerken. Prof. dr. C. Schuyt van de WRR zei ruim een maand geleden dat dit bewust was gedaan omdat de raad de regering niet wilde adviseren de kerken aan te spreken op hun primaire taak. Hij zei dat de kerken zeker een rol spelen als het gaat om de publieke moraal. Maar dat is niet de eerste reden waarom mensen geloven, zo poneerde hij.
Feitelijk is dat argument juist. Maar het is wel vergezocht. Het lijkt er meer op dat de kerken bewust buiten beeld zijn gehouden. Omdat de meeste heenwijzen naar God, Die Zijn wet gegeven heeft tot heil en gerechtigheid voor het volk. Die wet dient volkomen onderhouden te worden. Maar dat past niet in onze pluriforme maatschappij. Er moet ruimte zijn om er fundamenteel anders over te denken.