Levenseindekliniek honoreert kwart van verzoeken euthanasie
AMSTERDAM. De Levenseindekliniek willigde in het eerste jaar van zijn bestaan (2012-2013) een kwart van de euthanasieverzoeken in. Psychisch zieken hadden de kleinste kans dat hun verzoek tot levensbeëindiging werd gehonoreerd: 5 procent.
Dit blijkt uit onderzoek van VUmc en AMC naar de 645 aanmeldingen in het eerste jaar van de Stichting Levenseindekliniek. Het onderzoek is donderdag gepubliceerd in het tijdschrift JAMA Internal Medicine.
Voor patiënten die met hun verzoek tot euthanasie niet bij hun eigen arts terecht kunnen, bestaat sinds 2012 de mogelijkheid om zich aan te melden bij de Levenseindekliniek.
Als medewerkers concluderen dat een patiënt aan de wettelijke voorwaarden voor hulp bij levensbeëindiging voldoet, willigt de kliniek het verzoek alsnog in.
Landelijk gemiddelde
De Levenseindekliniek willigde 25 procent van de euthanasieverzoeken in. Dit percentage lag lager dan het landelijk gemiddelde (32 tot 45 procent) in die periode.
Onderzoeker Marianne Snijdewind: „Dat is te verklaren door het feit dat de kliniek relatief veel verzoeken krijgt van mensen die psychisch lijden en van mensen die hun leven voltooid achten. Bij dit soort verzoeken is het vaak moeilijker te beoordelen of er sprake is van ondraaglijk en uitzichtloos lijden en of het verzoek weloverwogen is, twee van de wettelijke voorwaarden waaraan moet worden voldaan.”
Bij psychisch lijden werd 5 procent van de totaal 121 verzoeken ingewilligd. Van de mensen die aangaven hun leven voltooid te vinden, werd 28 procent van de 40 verzoeken ingewilligd. Bijna de helft (47 procent) van de aanmeldingen werd afgewezen.
Snijdewind: „Het bevestigt de beslissing van de eigen arts van de patiënt die eerder negatief op de hulpvraag reageerde. Dit suggereert dat in een groot deel van de door de eigen arts afgewezen verzoeken niet aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan.”