Bevallingen steeds vaker ingeleid
UTRECHT. Bevallingen worden in Nederland steeds vaker ingeleid, constateert de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). In 2008 werd 15,5 procent van de bevallingen kunstmatig opgewekt, inmiddels is dit 21,8 procent.
De organisatie maakt zich zorgen over deze ontwikkeling, zo melden diverse media maandag. Volgens de WHO is dat opwekken in slechts een op de twintig gevallen nodig, terwijl in Nederland inmiddels een op de vijf bevallingen wordt ingeleid. Vrouwen vragen vaker zelf of de bevalling kan worden opgewekt. Ook zouden gynaecologen er sneller toe overgaan vanwege aansprakelijkheidsrisico’s.
De groei van het aantal kunstmatig opgewekte bevallingen is opvallend, aldus de Belgische gynaecologe Marleen Temmerman, die aan de WHO is verbonden. In het Algemeen Dagblad van maandag stelt zij dat Nederland juist altijd zeer terughoudend is geweest in dit opzicht.
Prof. dr. Guid Oei, voorzitter van de gynaecologenvereniging NVOG en verbonden aan het Máxima Medisch Centrum in Eindhoven, stelt in een telefonische reactie vanuit Sjanghai dat er geen reden is tot zorg. „Bevallingen worden in Nederland in principe alleen ingeleid als er medische redenen voor zijn en om complicaties te voorkomen.”
Een belangrijke reden om een bevalling in te leiden, is dat de zwangerschap te lang duurt. Oei: „Als je op die manier een keizersnede kunt voorkomen, is dat alleen maar winst. In ons land is het aantal keizersnedes in verhouding tot andere landen laag. Ook de babysterfte daalt de laatste jaren. Dus we doen het steeds beter.”
Voor de stijging van het percentage inleidingen bij bevallingen heeft Oei niet direct een verklaring. „Het kan zijn dat vrouwen er vaker om vragen. Het is een trend dat artsen en vrouwen meer samen het beleid afstemmen.”
Verloskundige Mieke Beentjes, vicevoorzitter van de verloskundigenorganisatie KNOV, herkent de door de WHO gesignaleerde trend. „We zien in de praktijk inderdaad dat er vaker wordt ingeleid bij bevallingen. Het is een reden om je af te vragen of dit nodig is en waar zo’n ontwikkeling toe leidt. Het is goed om daar kritisch naar te kijken.”
Als een vrouw over tijd is, leiden gynaecologen tegenwoordig vaker in, weet Beentjes. „Al vanaf een zwangerschapsduur van 41 weken. Ze leggen die mogelijkheid dan voor aan de vrouwen. Die zijn het vaak zat en gaan mee in het voorstel.”
Beentjes noemt goede voorlichting belangrijk, waarbij ook gewezen wordt op de risico’s van een inleiding. „Er is meer kans op een kunstverlossing of een keizersnede. Het is belangrijk dat vrouwen de voor- en nadelen goed kunnen afwegen, zodat ze samen met de zorgverlener kunnen besluiten om wel of niet in te leiden.”
De Stichting Geboortebeweging herkent zich ook in het signaal van de WHO en deelt de zorg. „In onze ervaring is het voor de vrouw vaak heel lastig om een beslissing te nemen. Interventies worden steeds vaker de norm binnen de geneeskunde en als vrouw is het heel moeilijk om daarvan af te wijken. Interventies worden veelal als voldongen feit gepresenteerd, zonder dat met hen precies de voor- en nadelen en de alternatieven worden besproken.”