De atalanta wordt op de voet gevolgd door de dagpauwoog (12.380 keer geteld) en op enige afstand door het klein en groot koolwitje (5500 en 5200) en de citroenvlinder (4900). Ook werden dit jaar opmerkelijk veel kolibrievlinders geteld, vlinders met een extreem lange tong die stil kunnen hangen voor een bloem en daarom sterk doen denken aan het gelijknamige vogeltje. Van de kolibrievlinder werd bijna 700 keer melding gemaakt.

Opvallende afwezigen in de vlindertop-5 zijn de kleine vos (de winnaar in voorgaande jaren) en het bont zandoogje. Hun aantal is uitgedund door parasieten en doordat het relatief koud is geweest. De piek van deze soorten moet nog komen, verwacht een woordvoerster.

De Vlinderstichting heeft bijna 5500 tellingen binnengekregen. Gemiddeld werden per telling 12,4 vlinders en 4,8 vlindersoorten gemeld. De verscheidenheid aan soorten is het grootst in Limburg, maar ook in Friesland en Drenthe komen relatief veel verschillende soorten voor. „Dat komt doordat ze daar grote tuinen hebben”, aldus de woordvoerster.