„Goed om over gevoel zedendelinquent te praten”
AMSTERDAM. Hoewel Danny S. (41) onder toezicht stond van de reclassering, ging de zedendeliquent toch weer in de fout. De man wordt verdacht van seksueel misbruik van de 13-jarige Lisa Tuk, die dagenlang was vermist. Hoe herhaling van misdadig gedrag te voorkomen?
Voor slachtoffers en hun familie is het een „vervelende boodschap.” Maar de waarheid is het wel, aldus prof. dr. Peter van der Laan, hoogleraar reclassering aan de VU in Amsterdam vrijdagmorgen: ook mensen die onder toezicht staan van reclassering kunnen weer in de fout gaan. „Dat neemt niet weg dat het toezicht in het overgrote deel van de gevallen volgens plan verloopt en zeker bij zedendelinquenten de recidive relatief beperkt is.”
Danny S. werd in 2011 veroordeeld voor het maken van kinderporno. Via een webcam liet hij een meisje van rond de 13 jaar zich uitkleden. Ook werd de man schuldig bevonden aan het onttrekken van een 12-jarig meisje aan het gezag van haar ouders. Hij wist het kind via internet over te halen met hem naar een zwembad te gaan. Een buschauffeur sloeg alarm. S. stond na zijn veroordeling onder toezicht van de reclassering.
Als iemand twee jaar of langer onder toezicht komt van de reclassering, zijn er doorgaans de eerste zes maanden tot een jaar de meeste contacten. „Dan heeft de reclasseringsmedewerker vrijwel wekelijks een gesprek met de delinquent. Als steuntje in de rug en ter controle van gestelde voorwaarden. De medewerker vraagt bijvoorbeeld hoe het zit met de financiën, het werk en de huisvesting en of iemand zich houdt aan afspraken met een behandelaar. Na het eerste halfjaar, als iemands leven weer op de rails staat en er geen signalen zijn dat het niet goed gaat, worden de contacten meestal minder frequent.”
Als een deliquent in de toezichtstijd tóch weer in de fout wil gaan, vindt hij wel een gelegenheid, beaamt Van der Laan. „Toezicht betekent nu eenmaal niet dat de medewerker 24 uur hand in hand loopt met de veroordeelde.”
Een rechter kan een zedendelinquent bevelen een internetfilter te gebruiken, om hem zo van de zoektocht naar kinderporno af te houden. „Zo’n bepaling is zo gek nog niet. Er wordt een psychologische drempel opgeworpen. Al valt zo’n maatregel te omzeilen. Iemand kan in een bibliotheek ongefilterd internet gebruiken. Vergelijk het met elektronisch toezicht, de enkelband. Die kan ook niet voorkomen dat een delinquent ineens iemand met een mes steekt.”
Veelbelovend is de zogeheten COSA-aanpak, zegt Van der Laan. Daarbij houdt een kring van onder meer vrijwilligers een zedendelinquent voortdurend in de gaten. „Het mooie is dat vrijwilligers ook met de delinquent over diens gevoelens praten en zo risico’s kunnen inschatten.”
Het aantal zedenzaken bij de reclassering is vanaf 2009 meer dan verdubbeld (zie afbeelding). Vanwaar? „Dat heeft te maken het feit dat de samenleving gevoeliger is voor seksuele misdrijven dan veertig jaar geleden. Burgers staan, wat mij betreft terecht, nu veel afwijzender tegenover seks tussen volwassenen en kinderen. Ook speelt mee dat de laatste jaren het aantal zedenmisdrijven via internet is toegenomen.”