Zorgwekkende cijfers jongeren over onvrijwillige seks
GELEEN. Jongeren blijken veel vaker het slachtoffer te zijn van onvrijwillige seks dan tot dusver werd aangenomen. Een landsbreed onderzoek van de GGD in Zuid-Limburg, Maastricht University, Rutgers en Soa Aids Nederland leert dat 41 procent van de jongvolwassen vrouwen (12-25 jaar) en 21 procent van de mannen in dezelfde leeftijd tegen haar of zijn wil seksueel contact heeft gehad.
Dat bleef soms beperkt tot kussen of (genitaal) betasten, maar een op de vijf vrouwen bekent in het onderzoek tot geslachtsverkeer te zijn gedwongen. „Een serieus probleem waar iets aan gedaan moet worden”, zegt een van de onderzoekers, prof. Christian Hoebe, hoogleraar infectieziektenbestrijding aan de Universiteit Maastricht en tevens afdelingshoofd infectieziekten bij de GGD Zuid-Limburg.
Aan het onderzoek namen 10.401 jongeren deel. Hoebe noemt de studie „uniek in zijn compleetheid.” In het verleden werd in vergelijkbare onderzoeken alleen terloops gevraagd naar verkrachting. „Wij hebben gezocht op welke wijze het ongewenste seksuele contact tot stand kwam. En we hebben niet alleen gekeken naar onvrijwillige seks bij vrouwen, maar ook bij mannen.”
Een opvallende uitkomst is dat onvrijwillige seks het meest voorkomt bij mannen en vrouwen die contact hadden met iemand van het eigen geslacht. Bij vrouwen was in dat geval in 64 procent van de gevallen sprake van onvrijwillige seks, bij mannen 36 procent.
Is er enige verklaring voor die opvallende getallen?
Hoebe: „Een verklaring is moeilijk te geven. Het is zeker verrassend dat de percentages zo hoog zijn bij hetzelfde geslacht. Het betreft een kwetsbare groep jongeren die hun seksuele keuzes aan het ontdekken zijn. Het betreft jongeren die misschien in een proces van ”coming-out” verkeren.”
Hoe groot is de invloed van internet op jongeren?
Hoebe: „Bij de jongeren die op internet seksueel actief zijn, zien we in die specifieke groep een duidelijke invloed. In de groepen jongeren die bijvoorbeeld naaktfoto’s delen via internet, geslachtdelen tonen voor de webcam of afspraakjes maken via internet, zien we meer jongeren waarbij ongewenste seks voorkomt.”
Wat moet er op dit punt gebeuren?
Hoebe: „We hebben in Zuid-Limburg op dit punt al een aantal initiatieven genomen voor bewustwording en preventie. Elders in het land moet nog wel het een en ander van de grond komen. Ouders en scholen moeten nadrukkelijker worden betrokken bij de voorlichting. Bij ouders heerst nog wel eens de gedachte dat wanneer je met jongeren over seks praat, ze ‘het’ ook meteen gaan doen. Dat is een verkeerd idee. Hoe beter jongeren geïnformeerd zijn, hoe beter ze keuzes kunnen maken over hun seksualiteit. Het is belangrijk dat ouders daar met hun kinderen over praten bijvoorbeeld met hulp van goede internetsites of boeken.”
Helpt dat echt?
Hoebe: „Jazeker. Onderzoek heeft dat uitgewezen. Hoe eerder je goed geïnformeerd en voorbereid bent op je –laten we zeggen– seksuele carrière, des te later begin je met seks. Bovendien neemt het percentage seksueel overdraagbare aandoeningen in die groep af. Het draagt ook bij aan een beter seksuele weerbaarheid: je kunt eerder nee zeggen.”
Wat moeten ouders en scholen doen?
Hoebe: „We hebben in Limburg geld gekregen van gemeenten voor een project dat we Sekswijzer noemen. Er zijn weliswaar goede lespakketten beschikbaar, maar toch vinden veel leraren het lastig om seksuele voorlichting met hun leerlingen te bespreken. Dat is ook voor leerlingen een lastig onderwerp. In Zuid-Limburg gaat de GGD de komende vier jaar alle leraren op dit terrein trainen en begeleiden.”
En wat gebeurt er voor de slachtoffers? Vaak is de dader een bekende, een lid van dezelfde club of een medescholier?
Hoebe: „Dit onderzoek helpt om het probleem bespreekbaar te maken, bijvoorbeeld met vrienden of ouders. Onvrijwillige seks in eigen kring is vaak een taboe. De gevolgen in de sociale omgeving maken het minder makkelijk om ermee naar buiten te treden. Maar de gevolgen voor slachtoffers kunnen ook niet gering zijn, bijvoorbeeld psychische problemen zoals depressie. In Nederland is enkele jaren geleden gestart met de oprichting van centra voor seksueel geweld, waar wordt gekeken wat er voor het slachtoffer gedaan kan worden –ook kan hier bijvoorbeeld gekeken worden of via de politie de dader kan worden aangepakt.”
Wat kan er worden gedaan aan slachtoffers die afkomstig zijn uit gezinnen waar het schort aan voorlichting, zoals gebroken of instabiele gezinnen? Of in kringen waar deze voorlichting omstreden is, zoals in allochtone of orthodox-religieuze kring?
Hoebe: „Dat is een hele uitdaging, zeker in sociaal zwakkere milieus. Problemen komen namelijk vaak niet. Ongewenste seks komt ook vaker voor bij lage opleiding en een lage sociaaleconomische status, of daar waar ouders door problemen minder vaak aanwezig zijn. Belangrijk is dat niet gewacht wordt met het geven van voorlichting totdat kinderen in de puberteit zijn op de middelbare school, maar dat daarmee al in het basisonderwijs wordt begonnen. In allochtone kringen speelt dit probleem eveneens, maar specifiek religieuze factoren hebben we niet onderzocht.”