Binnenland

Mensenhandel: Nederlandse overheid is grootste pooier

Het aantal geregistreerde slachtoffers van mensenhandel in Nederland is afgelopen jaar weer gestegen. Werden er in 2013 nog 1437 gerapporteerd, vorig jaar liep de teller op naar 1561. Vermoedelijk is het getal slechts het topje van de ijsberg.

Ben Provoost

27 July 2015 19:27Gewijzigd op 15 November 2020 20:42
Uitbuiting in de scheep- en binnenvaart is in opkomst. Vooral Filipijnse matrozen zouden hiervan het slachtoffer zijn. beeld iStock
Uitbuiting in de scheep- en binnenvaart is in opkomst. Vooral Filipijnse matrozen zouden hiervan het slachtoffer zijn. beeld iStock

Ronde getallen zijn altijd vals, aldus een befaamde uitspraak van de Britse schrijver en dichter Samuel Johnson. Nu is 1561 –cijfer ontleend aan het vorige week verschenen jaarverslag van Coördinatiecentrum Mensenhandel (CoMensha)– geen rond getal en voert het eveneens te ver om het cijfer als vals aan te merken. Neemt niet weg dat het aantal slachtoffers van mensenhandel in Nederland mogelijk vele malen hoger ligt. De Criminaliteitsbeeldanalyse schatte het aantal slachtoffers van seksuele uitbuiting in 2012 ruim boven de 10.000. Hoewel deze schatting allerminst van kritiek bleef verschoond en niets zegt over andere vormen van uitbuiting, geeft het cijfer wel een indruk van de mogelijke omvang van het probleem.

Meer meldingen wil niet per se zeggen dat er meer slachtoffers zijn, reageert Suzanne de Jong, woordvoerder van CoMensha. „Wel kunnen we zeggen dat het steeds beter lukt om slachtoffers te signaleren. Als we die 1561 slachtoffers vergelijken met tien jaar geleden, toen er nog maar 405 werden aangemeld, is dat een enorm verschil. De stijging van de cijfers in het afgelopen decennium is onder meer het gevolg van overheidsbeleid. Het probleem staat hoger op de politieke agenda, er wordt meer geld voor uitgetrokken en er zijn meer rechercheurs opgeleid om mensenhandel aan te pakken.”

Crisisopvang

Een maand geleden publiceerde nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen Corinne Dettmeijer het rapport ”Mensenhandel in en uit beeld. Update cijfers mogelijke slachtoffers 2010-2014”. De uitgave bevat analyses van data van CoMensha waardoor diverse trends inzichtelijk worden. Zo blijkt bijvoorbeeld dat de grootste groep bij CoMensha gemelde slachtoffers van mensenhandel de Nederlandse nationaliteit heeft. Daarnaast komen er veel slachtoffers uit Roemenië, Bulgarije en Hongarije. „Dat komt onder andere vanwege de armoede in die landen en door de positie van de Romagemeenschap”, zegt De Jong. „Om geld te verdienen voor hun kinderen zien moeders daar soms geen andere uitweg dan enkele jaren in de prostitutie in West-Europa te gaan werken. In de praktijk vallen ze vaak in de handen van mensenhandelaren.”

Het afgelopen jaar zijn er ook zo’n tachtig slachtoffers meer gemeld die buiten de seksindustrie zijn uitgebuit. Opvallend is dat vooral de horeca er niet zo gunstig uitspringt. „Het gaat vaak om Chinese restaurants”, weet De Jong. „Chinese handelaren bieden landgenoten in China één pakket om naar Nederland te komen. Hun wordt een baan én onderdak geboden. Als ze erop ingaan, komen ze terecht in een situatie waarbij ze zeven dagen per week twaalf uur per dag moeten werken en worden gehuisvest boven het restaurant, samen met heel veel andere Chinezen.”

Hoewel De Jong het als een positieve ontwikkeling ziet dat er meer slachtoffers van mensenhandel in beeld komen, kan een aantal zaken volgens haar beter. Zo is de opvang van slachtoffers niet altijd optimaal. „Oost-Europese vrouwen met dubbele diagnoses en zware trauma’s hebben gespecialiseerde opvang nodig. Nu komen ze vaak in een crisisopvang terecht en krijgen daar niet de juiste zorg.” Ook moet er volgens haar meer aandacht komen voor eventuele kinderen van slachtoffers en voor arbeidsuitbuiting.

Behalve de politiek moeten burgers hun verantwoordelijkheid nemen, vindt de woordvoerder van CoMensha. „Iemand moet altijd goed nadenken bij wat hij of zij koopt. Bij het zien van T-shirts van een paar euro in de winkel of bij een aanbod van goedkope champignons en asperges in de supermarkt moet er een lampje gaan branden. Een veel te lage prijs is een indicatie dat er in de productieketen hoogstwaarschijnlijk iemand is uitgebuit.”

Opa

Rapporteur Dettmeijer vindt dat er de laatste vijftien jaar zeker vooruitgang is geboekt in de aanpak van mensenhandel. Het aantal mensenhandelaren dat achter de tralies verdwijnt, stijgt. Wel lijkt het erop dat de gemiddelde strafmaat omlaaggaat. Volgens haar is de burger, mede door toenemende media-aandacht, zich bewuster geworden van mensenhandel en uitbuiting. Ook is sinds 2005 arbeidsuitbuiting in Nederland strafbaar geworden. Het aantal gemelde slachtoffers van die vorm van uitbuiting stijgt sindsdien voortdurend. Wel mag daarop nog meer worden ingezet, zegt zij, zodat er meer slachtoffers van arbeidsuitbuiting worden gevonden. „In België is het aantal slachtoffers van seksuele uitbuiting ongeveer even groot als van arbeidsuitbuiting en in het Verenigd Koninkrijk zijn in 2014 zelfs meer mogelijke slachtoffers van arbeidsuitbuiting dan van seksuele uitbuiting geregistreerd. Terwijl in Nederland de verhouding nauwelijks 75/25 is.”

Alle verbetering ten spijt blijft het onacceptabel dat veel slachtoffers onder de radar blijven. Daar moet op ingezet worden, vindt Dettmeijer. Niet alleen bij politie en justitie, maar ook bij lokale overheden. „Ambtenaren moeten worden getraind op hoe ze signalen van mensenhandel kunnen herkennen.”

De loverboyproblematiek behoeft nog meer aandacht, vindt Dettmeijer. „Die term is overigens misleidend: het gaat gewoon om mensenhandel. Preventie blijft belangrijk om ervoor te zorgen dat meisjes hier geen slachtoffer van worden.”

Alertheid is ook geboden als het gaat om nieuwe vormen van uitbuiting. Dettmeijer noemt als voorbeeld een opa die zijn kleinkind laat stelen in de supermarkt of de oom die zijn neefjes een woninginbraak liet uitvoeren. Mensenhandelaren schuwen volgens haar geen enkel middel om geld te vergaren. Het gaat erom hen telkens een slag voor te blijven, aldus de nationaal rapporteur. „Inventieve vormen van criminaliteit vragen om een creatieve, flexibele overheid.”


„Grootste pooier is de overheid”

Waarom blijven veel slachtoffers van mensenhandel buiten beeld? Maria Genova (1973), auteur van het begin deze maand verschenen boek ”Gedwongen liefde”, heeft er wel een verklaring voor. „De lage straffen voor mensenhandelaren schrikken slachtoffers af waardoor ze geen aangifte durven te doen.”

De uit Bulgarije afkomstige schrijfster weet waarover ze praat. Ze heeft negen boeken op haar naam staan, waaronder enkele over mensenhandel. Toen haar uitgever Genova vroeg of hij twee van haar boeken over dit thema opnieuw mocht uitgeven, ging ze daar niet op in. In plaats daarvan schreef ze een nieuw boek. Een heruitgave was me te gemakkelijk, verklaart ze. „Ik wilde met nieuwe slachtoffers praten en uitzoeken waarom de hulpverlening nog steeds faalde.”

”Gedwongen liefde” schetst onder meer recente ontwikkelingen in de wereld van mensenhandel. Sexting bijvoorbeeld, waarbij minderjarige meiden worden afgeperst met hun eigen naaktfoto’s, die ze tijdens een chat naar hun ‘vriendje’ hadden gestuurd. Pooiers chanteren hen, dreigen de foto’s op pornosites te plaatsen of ze naar al hun vrienden te sturen als ze niet voor hen in de prostitutie willen werken. Genova, die ook lezingen op middelbare scholen geeft, zegt dat ze klassen weleens laat stemmen over wat zij in zo’n situatie zouden doen. „Je schrikt je naar. In sommige vmbo-klassen zegt 99 procent van de meisjes dat ze kiezen voor de prostitutie. In de vwo-klassen zijn er ook genoeg meisjes die erin trappen.”

Pooierparadijs

De situatie van slachtoffers is de afgelopen vijf jaar volgens Genova niet veel verbeterd. „Een pak slaag, dreigementen en gedwongen abortussen zijn aan de orde van de dag.” De Bulgaarse windt zich vooral op over de lage straffen voor daders. „De maximumstraf is enkele jaren geleden verhoogd naar twaalf jaar. De praktijk is helaas dat de straffen daar niet eens in de buurt komen. Afgelopen jaar is de gemiddelde straf naar 1 jaar en 10 maanden cel gezakt, een straf die meestal is opgelegd voor uitbuiting van meerdere vrouwen. Ik heb met verschillende slachtoffers gesproken die daarom hebben besloten om geen aangifte te doen. De lage straffen schrikken slachtoffers af. Ze zijn bang dat hun pooier twee jaar later op de stoep staat om wraak te nemen.”

Verder vindt Genova het zeer problematisch dat geen enkele organisatie mensenhandelaren na hun vrijlating in de gaten houdt. Ze vindt het krom dat de politie hen niet stelselmatig mag observeren, terwijl „bijna iedereen weet dat 99 procent het oude ‘vak’ weer oppakt.” De schrijfster maakt een vergelijking tussen pedofielen en mensenhandelaren. „Sommige pedofielen hebben misschien maar één persoon misbruikt, maar worden na hun vrijlating wel in de gaten gehouden. Mensenhandelaren maken vaak slachtoffers die wel door honderd klanten worden misbruikt. Desondanks wordt hun na het uitzitten van hun straf geen strobreed in de weg gelegd. Zo blijft de aanpak van mensenhandel dweilen met de kraan open. Voor pooiers is Nederland een paradijs.”

Klein lichtpunt is volgens Genova het vervolgen van hoerenlopers die seks hebben met minderjarigen, iets wat jaren geleden nauwelijks gebeurde. Ze noemt als voorbeeld de Valkenburgse zedenzaak, waarbij tientallen verdachten zich voor de rechter moeten verantwoorden voor seksueel contact met een 16-jarig meisje in het Limburgse Valkenburg. Een vooruitgang vindt de Bulgaarse ook dat slachtoffers worden ingelicht zodra pooiers op proefverlof mogen of worden vrijgelaten. „Vrouwen kunnen nu hun maatregelen treffen. Vroeger wisten ze nergens van, schrokken ze zich soms wild als ze hun pooier ineens weer in het winkelcentrum zagen lopen.”

Winst afpakken

Wat moet er de komende jaren nog meer verbeteren? Er moet goede voorlichting komen, vindt Genova. „De grootste pooier is eigenlijk de overheid, dat hoor ik verschillende slachtoffers zeggen. De prostitutiebranche is gelegaliseerd zonder dat toekomstige prostituees worden gewaarschuwd. Jonge vrouwen, zeker die uit het buitenland, komen achter de ramen terecht zonder dat ze precies weten waar ze aan beginnen. Laat ze verplicht YouTubefilmpjes bekijken waarin ex-slachtoffers hen waarschuwen voor hun ‘vriendjes’. Die mogen hen dan ook uitleggen dat ze het beloofde geld aan het einde van de rit niet zullen krijgen.

Verder vind ik dat er werk moet worden gemaakt van het afpakken van criminele winsten van mensenhandelaren. Het beleid van het openbaar ministerie is daar weliswaar op gericht, maar uit de cijfers blijkt dat daar in de praktijk meestal weinig van terechtkomt. Het mag natuurlijk niet zo zijn dat de vergoeding voor slachtoffers wordt betaald door de belastingbetaler, terwijl pooiers hun winsten mogen houden. Overigens vind ik het heel positief dat steeds meer slachtoffers een schadevergoeding ontvangen. Het geld hebben ze meestal hard nodig om een nieuw leven te beginnen.”


Uitbuiting Filipijnen in opkomst

De Volkskrant sprak vier jaar geleden met een Filipijnse matroos die ruim 1000 euro per maand verdient. Hij werkt hiervoor vijf dagen van acht tot vijf en op zaterdag een halve dag. Buiten deze werktijden moet hij beschikbaar zijn voor het geval er geladen, gelost of aangelegd moet worden. Klagen doet hij niet. „Ik verdien hier meer dan ik ooit op de Filipijnen zou verdienen.” Na zo’n acht maanden werken neemt de Filipijnse matroos het vliegtuig naar huis, waar hij drie maanden uitrust. Hij zegt dat hij de maanden die hij niet werkt „uiteraard” niet betaald krijgt. Of hij bij ziekte wel geld ontvangt, weet hij niet. „Ik ben nooit ziek.”

De nationaal rapporteur identificeert de scheep- en binnenvaart als risicosector voor uitbuiting die in de cijfers in opkomst is. Vooral Filipijnen zouden hiervan het slachtoffer zijn. In bepaalde lijstjes maakt de Filipijnse nationaliteit in 2014 voor het eerst deel uit van de top vijf van nationaliteiten van mensen die buiten de seksindustrie worden uitgebuit. Ten opzichte van voorgaande jaren is het aandeel slachtoffers uit het Aziatische land verdrievoudigd.

De opkomst van Filipijnen in de statistieken is een gevolg van controles van de voormalige Arbeidsinspectie. Bij deze instantie rees het vermoeden dat uitbuiting structureel voorkomt in de binnenvaartsector. Daarom organiseerde zij vanaf 2011 diverse acties, waarbij ook andere instanties werden betrokken. Naast het controleren van schepen werden ook verschillende uitzend- en detacheringsbureaus doorzocht. Een aantal mensen is toen aangehouden op verdenking van het uitbuiten van honderden Filipijnse werknemers. Matrozen kregen vaak twee contracten: een met een veel te laag loon en een contract met een loon volgens het wettelijk minimum. Niet alleen werden ze onderbetaald, ze moesten ook tien tot elf uur per dag werken, soms wel zeven dagen per week. Die overuren werden niet uitbetaald.

De uitbuiting van Filipijnen heeft op dit moment internationaal prioriteit. Vorige maand maakten de Filipijnen en twintig andere landen afspraken over een brede internationale aanpak tegen wereldwijde uitbuiting van Filipino’s. Deze zogeheten Verklaring van Manilla is een initiatief van de Nederlandse ambassade in het land. „Van de 10 miljoen Filipijnen die in het buitenland werken, wordt een schrikbarend aantal uitgebuit”, aldus Marion Derckx, de Nederlandse ambassadeur in Manilla.

Derckx zegt dat de ogen van de ambassade hiervoor werden geopend toen ze erachter kwamen dat met nepcontracten visa werden aangevraagd voor Filipijnse arbeiders. „Toen zijn we dieper gaan graven en stuitten we op meer gevallen van dit soort moderne slavernij.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer