Regen en kou de grootste vijand van de wesp
WAGENINGEN. Het wespenseizoen komt er weer aan. Moeten we in augustus extra oppassen, of houdt het zwart-gele steekbeest zich dit jaar een beetje gedeisd?
„We krijgen geen extreem wespenjaar, al kunnen de regionale verschillen best groot zijn”, zegt Arnold van Vliet, bioloog aan Wageningen University, op basis van een landelijke inventarisatie die hij maakte. Van Vliet doet al jaren onderzoek naar hoe het de wesp in Nederland vergaat. De conclusie: de wespenpopulatie varieert van jaar tot jaar sterk.
Zo was 2009 een mooi jaar voor het steekbeest, was 2010 slecht en 2011 gemiddeld. De jaren daarna ging het weer slecht, 2014 leek een piekjaar te worden maar eindigde dramatisch en 2015 is weer „heel gewoon.”
Bestrijdingsmiddelen
De grote fluctuaties hebben niets te maken met het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de land- en tuinbouw, zoals sommige ecologen de afgelopen tijd hebben beweerd. Daardoor zouden veel insecten doodgaan, stelden die: een volgroeid wespennest heeft dagelijks 80.000 muggen, vliegen en langpootmuggen nodig en door het gebruik van insecticiden zijn die er gewoon niet meer voldoende. „Ik kan niet zeggen dat bestrijdingsmiddelen geen enkele rol spelen, maar ze verklaren niet de jaarlijkse verschillen.”
Van Vliet onderzocht over een serie jaren het verband tussen de hoeveelheid wespen en de weersomstandigheden, vooral ook de regionale. En daaruit blijkt wel een duidelijk patroon, concludeert hij. Grote temperatuurschommelingen in het voorjaar of zware regenval als de wespen uitzwermen zijn funest voor het beestje.
„Vorig jaar waren er in het noorden van het land 95 procent minder wespen dan in 2013, in Zeeland was de situatie juist stabiel. Wat blijkt? In mei en juni kregen de noordelijke provincies heel veel regen te verwerken, terwijl dat in Zeeland juist erg meeviel. Overal waar toen veel neerslag was, zie je een terugval van het aantal wespen.”
Langpootmug
Hij zag het ook met eigen ogen. Vorig jaar er zat in een spouwmuur van zijn eigen huis een wespennest, dat hij –vanzelfsprekend– elke dag nauwlettend observeerde. Na een zware regenbui keerde 80 procent van de werksters die op jacht waren naar muggen en langpootmuggen niet terug. Hoe dat komt en waar ze zijn gebleven, is voor Van Vliet ook nog onduidelijk. „Misschien raakten ze gedesoriënteerd, misschien zijn ze weggeblazen. Gevolg was wel: einde wespennest, want er waren te weinig werksters over.”
Ook sterke temperatuurschommelingen in het voorjaar zijn funest, stelt hij vast. Als de koningin ontwaakt –zij is de enige van de kolonie die de winter overleeft– breekt er een cruciale en kwetsbare periode aan. De koningin moet het begin van het nest bouwen, eitjes leggen en daarna larven (die later de eerste werksters worden) van voedsel voorzien. Van Vliet: „Ze staat er helemaal alleen voor.”
In 2010 en 2012 kostte een koudegolf veel koninginnen het leven en er was in de daaropvolgende zomer nauwelijks een wesp te zien.
Wespennesten zijn eind juli volgroeid. De werksters trekken er dan op uit, hongerig en op zoek naar vlees en zoetigheid. Dat markeert voor de terrasjesmensen en de barbecueliefhebbers het begin van het wespenseizoen en de wespenoverlast. En ook de periode dat veel mensen worden gestoken; één op de dertig mensen is bovendien allergisch voor het wespengif (apitoxine).
Vervelend
„Ze kunnen erg vervelend zijn”, erkent Van Vliet. „Maar ze hebben er geen belang bij om te steken. Dat doen ze alleen uit zelfverdediging.” En als een heel nest wordt bedreigd, kunnen ze nog eens massaal en agressief aanvallen ook.
Hij weet maar al te goed: het maakt het nijvere beestje niet populair bij het grote publiek. Toch verdient de wesp wel wat meer waardering, vindt de bioloog. „Wespen zorgen voor een enorme reductie van het aantal muggen. Bedenk dus als je een nest laat weghalen of je er echt last van hebt. Want hoeveel mensen liggen er in de zomer hele nachten wakker van zoemende muggen?”