”Slag bij Waterloo blijft in zekere zin een mysterie”
WATERLOO. Waardoor verloren de Fransen op 18 juni 1815 de slag bij Waterloo? Er bestaan diverse verklarende omstandigheden.
Bij een oorlog is degene die de minste fouten maakt altijd in het voordeel, zei Napoleon een jaar na de slag. Dat klinkt als een open deur, maar het is een waarheid waar hij in Waterloo op pijnlijke wijze mee te maken kreeg.
Wellington, aanvoerder van de geallieerde legers, had Napoleons tactiek en loopbaan grondig bestudeerd. Het terrein dat hij had gekozen om de Fransen op te vangen werd in zijn rechterflank afgedekt door de kasteelboerderij Hougoumont en in de linkerflank door een woud. In het centrum liep over de lengte een holle zijweg, een paar meter achter de versterkte boerderij La Haie Sainte. Deze omstandigheden beperkten Napoleons tactische mogelijkheden in ernstige mate, schrijft de Britse historicus Andrew Roberts in zijn biografie ”Napoleon de Grote” (uitg. Prometheus/Bert Bakker, 2014).
De versterkte boerderijen bleken van groot strategisch belang. Vooral de urenlange gevechten rond Hougoumont zouden symbolisch worden voor de felheid van de strijd. Hougoumont en La Haie Sainte bleken golfbrekers van onschatbare waarde, die de Franse vorderingen zowel ontregelden als in voorspelbare banen leidden.
Roberts weet diverse „tactische fouten” bij Napoleon aan te wijzen, zoals zijn misrekening dat de Pruisen toch op het slagveld terugkeerden. Ondanks die fouten blijft de slag bij Waterloo voor hem „in zekere zin een mysterie”, schrijft hij. „Hoe is het mogelijk dat een groep bekwame en ervaren Franse bevelhebbers uit alle drie de legeronderdelen er bij herhaling niet in is geslaagd hun inspanningen op elkaar af te stemmen, zoals ze dat op zo veel eerdere slagvelden met zo veel succes wel hadden gedaan? Dat gold met name voor Napoleons favoriete legeronderdeel, de artillerie, die voortdurend steken liet vallen bij het ondersteunen van de infanterie tijdens verschillende belangrijke stadia van de hele veldslag.”
Toen ook de beroemde Keizerlijke Garde er niet in slaagde een doorbraak te forceren, was het Franse verlies onontkoombaar. Sinds de vorming van de Keizerlijke Garde in 1799 had de kreet ”La Garde recule!” (De Garde trekt zich terug!) nog nooit over een slagveld geschald. Het werd het signaal voor de complete ineenstorting van het Franse leger.
Op zijn terugtocht, na vijf uur ’s morgens, zag Napoleon in een weitje voorbij Charleroi een klein kampvuur. Hij stopte, warmde zich eraan en zei tegen zijn generaal Corbineau: „Eh bien monsieur, we hebben iets moois tot stand gebracht.” Een grimmige, cynische grap na een strijd die, na de slag van Borodino, tot de bloedigste napoleontische oorlogen hoort. Tussen de 25.000 en de 31.000 Franse soldaten sneuvelden of raakten gewond, naast grote getallen krijgsgevangenen. Wellington verloor 17.200 manschappen.
Onder leiding van de Prins van Oranje, de latere koning Willem II, hadden 30.000 Nederlanders meegevochten. In de slag bij Quatre-Bras, twee dagen voor de slag bij Waterloo, hadden ze de oprukkende Franse troepen tot staan gebracht. Het droeg bij aan een goede uitgangspositie voor de geallieerde troepen bij Waterloo.
De Koninklijke Landmacht herdenkt woensdagmiddag de slag in een militaire ceremonie met 350 militairen op de Bernhardkazerne in Amersfoort. Detachementen van de destijds deelnemende regimenten en korpsen zijn vertegenwoordigd. De ceremonie op de Vlasakkers begint om 15.00 uur, geïnteresseerden kunnen vanaf 14.00 uur het terrein op bij de Laan Blussé van Oud-Alblas.