Dat staat in de conceptinburgeringsnotitie van minister Verdonk van Vreemdelingenzaken die nog moet worden besproken in de ministerraad.

De minister scherpt daarmee het huidige beleid aan. De overheid eiste tot nu toe van migranten alleen deelname aan een inburgeringscursus. Verdonk gaat met haar plan verder dan de coalitiepartijen CDA, VVD en D66 in het regeerakkoord hebben vastgelegd. De regeringsfracties spraken daarin af dat vooral migranten die „onvoldoende Nederlands beheersen en afhankelijk zijn van een uitkering” een inburgeringsexamen moesten halen. Die verplichting geldt nu voor alle migranten, tenzij ze met diploma’s kunnen aantonen dat ze al voldoende zijn ingeburgerd.

Verdonk stelt in haar conceptinburgeringsnotitie dat ze nieuwkomers voortaan twee keer wil toetsen. Om voor een tijdelijke verblijfsvergunning in Nederland in aanmerking te komen, moeten migranten eerst in hun thuisland een toets afleggen over basiskennis van de Nederlandse taal en samenleving. De migrant krijgt vervolgens pas een definitieve verblijfsvergunning als hij of zij in Nederland ook het examen van de vervolgcursus haalt.

De kosten voor de cursussen zijn in eerste instantie voor rekening van de migranten. Die mogen ook zelf bepalen waar ze de lessen volgen. Als de nieuwkomers binnen drie jaar het examen halen, krijgen ze een deel van het cursusbedrag terug. Als ze na vijf jaar echter nog niet zijn geslaagd, kunnen ze als straf een boete krijgen.

Hoewel iedere migrant een inburgeringscursus moet volgen, pleit minister Verdonk er wel voor dat voorrang wordt gegeven aan werkloze migranten met een uitkering en aan vrouwelijke migranten in een achterstandspositie. Omdat die laatste groep financieel minder draagkrachtig is, vindt de bewindsvrouw dat gemeenten het grootste deel van de kosten moeten betalen.