Hoornbeeckstudenten gaan in Apeldoorn de wijk in
Een man van 49 die arbeidsongeschikt raakt en in een isolement terechtkomt. Een vrouw van 74 die haar tuintje niet meer zelf kan aanharken. Voor deze mensen uit Apeldoorn-Zuid is de komst van een Hoornbeeckstudent het hoogtepunt van de week.
In buurthuis Ons Honk in Apeldoorn hebben zich deze morgen dertien jonge meiden verzameld. Er zijn ook verschillende mensen aanwezig van buurtproject Zuid doet Samen. De eerstejaarsstudenten van het Hoornbeeck College in Apeldoorn zijn de afgelopen tien weken elke woensdagochtend de wijk in gegaan om hulp te verlenen aan mensen die extra zorg en aandacht nodig hebben. Alleen of soms in tweetallen kregen ze een cliënt toegewezen.
Voordat de studenten vandaag op de fiets de wijk in gaan, neemt hun docent Jenneke Haase het woord. Ze leest uit Lukas 10 de geschiedenis van Martha en Maria voor. „Het is goed als we bezig zijn met dienen, zoals in dit buurtproject. Martha opende haar huis voor de Heere Jezus, en dat is iets moois. Maar als ze te druk bezig is, geeft dat stress. Het belangrijkste is uiteindelijk dat we net als Maria de Heere dienen. Zij heeft het goede deel gekozen en zit aan de voeten van de Heere Jezus.”
Niet elke woensdagochtend begint met zo’n bezinningsmoment in het buurthuis, vertelt Haase later. „Maar op de eerste en de laatste dag van het project hebben we hier een dagopening. Ook is er nog een gezamenlijke maaltijd met de studenten en mensen uit de wijk. Dan is er alle ruimte om het Woord te openen.”
Dit jaar draait het project voor het eerst, nu nog bij wijze van proef met niveau 2- en 3-studenten zorg en welzijn. Inmiddels is deelname aan Zuid doet Samen officieel erkend als stage voor niveau 2-studenten. „Voor die groep zijn er weinig stageplaatsen beschikbaar”, vertelt Haase. „Vaak zijn ze wegbezuinigd.”
Ze is blij met de officiële erkenning. „Je ziet veel mooie dingen gebeuren. De studenten komen terug op school met levensvragen. Ze worden geconfronteerd met dingen die momenteel in de maatschappij spelen.”
De docent is niet de enige die enthousiast is. „Wat is er nu mooier dan dat je iets voor een ander kunt betekenen?” vraagt student Jennieke zich af. „Het is bizar om te zien dat iemand bijna moet huilen als je aan het eind van de morgen weggaat. Zelf ga je weer terug naar school en heb je allerlei dingen waarmee je je leven vult. Maar voor zo’n vrouw is het een hoogtepunt van de week als je langskomt.”
„Eigenlijk leert iedereen hier van elkaar”, aldus Haase. „Ook wij van de buurtcoöperatie zijn lerend onderweg”, knikt Mechelien Burghout, directeur en medeoprichter van Zuid doet Samen. De coöperatie is eind 2013 opgezet om de gevolgen van de veranderingen in de zorg op te vangen. Zogeheten buurtassistenten gaan in Apeldoorn-Zuid –een stadsdeel met 40.000 inwoners– de deuren langs om te inventariseren wat mensen nodig hebben en wat ze elkaar kunnen bieden. Vervolgens worden buurtbewoners met elkaar gematcht.
De buurtassistenten zitten zelf ook in een leerproces, vertelt Burghout. „Ze komen allemaal uit de bijstand. Bij de sollicitatie hebben we niet gekeken naar cv’s. We zochten naar mensen met het hart op de goede plek.”
Zuid is het eerste stadsdeel van Apeldoorn dat zo actief aan de slag is gegaan met burgerparticipatie, aldus Burghout. Het Hoornbeeck werd erbij betrokken door toedoen van Judith Verschoor, opleider bij Zorggroep Apeldoorn. Ze vroeg Haase, die ze kende van een ander project, of haar studenten iets konden betekenen voor mensen in de wijk. „Meestal gaat het om licht huishoudelijk werk”, aldus Verschoor. „Maar aandacht is minstens zo belangrijk. Dat is een basisbehoefte van een mens.”
Dit is het vierde deel in een serie. Donderdag deel 5.
Hersenbeschadiging leren accepteren
Het is buiten heerlijk lenteweer, maar in de woonkamer van John Schiphorst (49) staat de kachel te loeien. En dan draagt Schiphorst ook nog een ochtendjas met daaronder een trui, een vest, een overhemd, een T-shirt, een hemd en thermisch ondergoed. „In 2007 heb ik een TIA gehad en in 2010 een herseninfarct” vertelt hij. „Daardoor is de temperatuurregelaar in mijn hersenen kapot.”
Vanwege zijn hersenbeschadigingen zit Schiphorst al vijf jaar thuis. Hij vult zijn dagen voornamelijk met computerspelletjes spelen, roken en achterstallig papierwerk uitzoeken. „Ik ben inmiddels voor 100 procent afgekeurd. Dat heb ik nog steeds niet helemaal geaccepteerd. Ik vind mezelf veel te jong om thuis te zitten. Ooit werkte ik in de glasvezelverbindingen. Het liefste croste ik heel Europa door. Als je werk wegvalt, val je in een gat.”
Het is voor Schiphorst inmiddels wel duidelijk dat een baan er echt niet meer in zit. „Laatst heb ik samen met Mirjam een salade gemaakt. Ze was hier drie uurtjes, maar vervolgens was ik dagenlang uitgeput. Geestelijk kan ik het wel aan, maar lichamelijk niet.”
De komst van Hoornbeeckstudent Mirjam, en eerder dit jaar twee andere studenten, betekent veel voor hem. „Het gaat me niet zozeer om de hulp in de huishouding. Ik voel me weer een beetje nuttig. Zo vraag ik aan de studenten die hier komen hoe ze in het leven staan. Aan de hand van wat ze me vertellen, geef ik hun wat mee vanuit mijn eigen ervaringen.”
Schiphorst leert op zijn beurt ook dingen van de studenten. „Ik loop er steeds tegen aan dat mensen niet begrijpen dat ik de simpelste dingen niet meer kan. Daardoor heb ik de neiging om meer te doen dan ik aankan, maar juist dan gaat het mis. Ik kan van de meisjes leren dat ze me accepteren zoals ik ben.”
Mirjam heeft ook veel geleerd van het project, zegt ze. „Ik heb gezien hoe moeilijk het voor iemand is om op zo’n jonge leeftijd niet meer te kunnen werken. Het is echt een soort rouwproces voor John.”
Beeldjes afwassen met een verhaal
Marjolein gaat vandaag samen met haar cliënt, een vrouw van in de zeventig, naar de kapper. Terwijl binnen het korte grijze haar nog korter wordt, vertelt de student op een bankje voor de kapperszaak enthousiast over de afgelopen weken. „Elke week ben ik wel even met haar naar de winkel geweest”, zegt ze. „Dat plant ze altijd zo. Ze kan nog veel dingen zelf, maar heeft wel last van beginnende reuma.”
Regelmatig heeft Marjolein de afgelopen weken geholpen met afwassen en schoonmaken in huis. „Ze heeft bijvoorbeeld moeite met traplopen. Haar zoon komt wel elke dag langs om te eten en die helpt weleens wat, maar toch zijn er dingen die dan blijven liggen. En voor de rest is ze de hele dag alleen.” Daarom heeft Marjolein vooral ook veel gesprekken gevoerd met haar cliënt. „Ze heeft zo veel te vertellen! Pas gingen we haar beeldjes schoonmaken – daar heeft ze er heel veel van. We hebben er heel lang over gedaan, want bij elke beeldje had ze wel een verhaal.”
Op de laatste dag van het project gaat Marjolein nog leren hoe ze een bed moet opmaken, op de ouderwetse manier, met lakens en dekens. „Zo leuk! Heel jammer dat deze tien weken nu voorbij zijn. Ik heb hier echt veel ervaring mee opgedaan. Als je stage loopt in een verzorgingstehuis kom je niet bij mensen thuis. Bij dit project zie je iets van hun eigen leven.”
Ze is vast van plan om contact te houden met haar cliënt. „We hebben een poosje geleden al telefoonnummers uitgewisseld voor het geval er iets is. Maar ik wil ook zeker nog eens langsgaan. Mijn leven gaat gewoon door, maar zij is best eenzaam. We zijn allebei heel creatief, dus dat zorgt ervoor dat het goed klikt. In de week voor Pasen zijn we bijvoorbeeld samen naar de Action geweest om wat prulletjes te kopen. Ze had thuis nog een rieten plateautje liggen. Daar hebben we toen samen een paasstukje van gemaakt.”
Samen harken en niet langer kniezen
Mevrouw De Beer (74) heeft genoten van het contact met ‘haar’ student Renske, vertelt ze. „Het is gezellig als je af en toe iemand hebt om mee te praten. De kinderen staan ook niet alle dagen op de stoep. Vooral in de winter zit je dan maar in huis te kniezen.”
Sinds kort gaat ze elke week naar de koffieochtend in het buurthuis. „Ik ben eigenlijk geen type om in mijn eentje ergens heen te gaan, maar de komst van Renske heeft mij gestimuleerd om de stoute schoenen aan te trekken. Het klikte vanaf de eerste keer goed met haar. Dat verwacht je niet zo snel met een jong meisje.” Het valt De Beer op dat de meiden van het Hoornbeeck zo gemotiveerd zijn. „Ze willen echt dingen aanpakken. Dat valt me mee. Zoiets is niet meer vanzelfsprekend tegenwoordig.”
Voor Renske pakte het project ook anders uit dan ze had verwacht. „Ik dacht van tevoren dat we vooral huishoudelijk werk moesten doen, maar dat is niet zo. Het contact met mensen staat centraal. Er zijn wel uitzonderingen. Sommige meiden moeten de hele morgen schoonmaken. Al is dat ook wel te begrijpen als mensen dat zelf niet meer kunnen en geen zorg krijgen.”
Renske deed zelf ook regelmatig huishoudelijke klussen die haar cliënt in haar eentje niet meer kon doen. „Ik heb moeite met bukken en strekken, ben een hart- en longpatiënt en heb geen kracht in mijn ene arm”, vertelt De Beer. „Als ik de tuin wil aanharken, doe ik daar dagen over. Ik heb wel een tuinman hoor, maar je wilt het tussendoor ook netjes hebben.”
Per week krijgt ze momenteel nog 4,5 uur huishoudelijke hulp. „Dat heb je ook wel nodig met zo’n bewerkelijk huis. Eind deze maand heb ik een gesprek met de gemeente. Ik moet erop rekenen dat er dan twee uur af gaat. Als er nu iemand komt schoonmaken, schenk ik altijd wat drinken in. Maar dan is er geen tijd meer voor een kopje koffie en een praatje. Dat vind ik heel erg.”
Zuid doet Samen
Plaats: Apeldoorn
Project: Zuid doet Samen
Gestart: 2014
Betrokken organisaties: Buurtcoöperatie Apeldoorn-Zuid en Hoornbeeck College Apeldoorn.
Activiteiten: Licht huishoudelijk werk en aandacht voor mensen die zelfstandig wonen maar wel extra hulp kunnen gebruiken.
Aantal vrijwilligers: Elke tien weken een nieuwe lichting van zo’n twaalf studenten.