Binnenland

Gemeenten zitten met tienduizenden kunstwerken in de maag

APELDOORN. Gemeenten zitten met tienduizenden kunstwerken uit de tijd van de Beeldende Kunstenaars Regeling (BKR) in de maag. Sommige ruimden hun depot op, maar andere schoven de kwestie voor zich uit. Bovendien waren het niet allemaal waardevolle kunstwerken. „Sommigen maakten er een potje van.”

Gijsbert Wolvers
18 May 2015 13:52Gewijzigd op 15 November 2020 19:00
In 1995 beheerde het Rijk nog 300.000 kunstzinnige voorwerpen uit de BKR-tijd in depots van de Rijksdienst Beeldende Kunst, hier in Rijswijk. De schilderijen kregen veelal een plek in goede opslagrekken. Bij gemeenten was de opslagmethode soms „op tochtig
In 1995 beheerde het Rijk nog 300.000 kunstzinnige voorwerpen uit de BKR-tijd in depots van de Rijksdienst Beeldende Kunst, hier in Rijswijk. De schilderijen kregen veelal een plek in goede opslagrekken. Bij gemeenten was de opslagmethode soms „op tochtig

Zeker 42.000 kunstwerken uit de BKR-tijd zijn er nog bij 193 gemeenten die de enquête van het tv-programma Nieuwsuur invulden, zo bleek donderdag.

De BKR gaf vanaf 1956 kunstenaars bestaanszekerheid, doordat de overheid elk halfjaar één kunstwerk van hen kocht. Na veel protesten werd de regeling in 1987 afgeschaft. De BKR werd te duur voor Rijk en gemeenten.

Het Rijk beheerde de waardevol geachte werken in het rijksdepot in Rijswijk. Het –over het algemeen– mindere werk bleef bij de gemeenten. Die hadden in doorsnee geen kaas gegeten van het goed opbergen van kunst. Dat gebeurde op tochtige zolders en in vochtige kelders. Veel werken raakten daardoor beschadigd. En als ze werden uitgeleend, werd de kwaliteit ook al niet beter.

Prut

De jaren 60, 70 en 80 waren de decennia van de linkse geitenwollensokkenkunstenaars, met grote baarden en wilde ideeën. Bij de kunst die zij maakten, zaten goede, verkoopbare werken, maar soms was het prut, zegt voorzitter Jan den Ouden van de reformatorische kunstenaarsvereniging Korf. „Je moest elk halfjaar wat inleveren. Er waren erbij die dan bij het grofvuil een oude fiets vonden, die kromsloegen, witspoten en die ”De fontein” noemden. Dan had je kunst. Sommigen maakten er een potje van.”

Den Ouden zag het met eigen ogen tijdens een bezoek aan het rijksdepot, jaren geleden. „Wegens ruimtegebrek stond daar buiten een grote hoeveelheid metaal te roesten. De oudijzerhandelaar kwam maandelijks langs om te vragen of het nu niet weg mocht. Nee, want het was kunst.”

Inmiddels heeft het Rijk zijn voorraad opgeschoond. Ook sommige gemeenten deden dat, zo blijkt uit de Nieuwsuurenquête.

Amsterdam bijvoorbeeld. De hoofdstad had ooit de meeste kunstwerken van alle gemeenten: 125.000. Nu heeft zij nog maar 600 werken over, alle in depot.

Rotterdam staat grotendeels nog voor die klus, aldus de reportage. Van de 23.000 werken die de gemeente ooit bezat, zijn er nog 17.500 over: 15.000 in depot en 1051 uitgeleend.

Den Haag pakte het anders aan. Van de 40.000 werken die de gemeente bezat, zijn er nog 36.000 over, die zij alle in bruikleen gaf. Dan ben je er ook van af.

Gemeenten in de Bijbelgordel, waar in de BKR-tijd weinig waardering leefde voor kunst en kunstenaars, bezaten nooit grote aantallen. De Zeeuwse hoofdstad Middelburg spant de kroon met 3502. Die zijn niet meer in gemeentelijk bezit.

Tholen schoonde aardig op. Van de 180 zijn er nog 100 over, waarvan 35 in depot. Ede beheert alle 148 werken, Harderwijk alle 53 en Nunspeet alle 48. Katwijk bewandelt de middenweg: van de 60 werken zijn er 35 in eigen beheer en 25 uitgeleend.

Waar de gemeenten met grote voorraden voor staan, is de inhoudelijke beoordeling van de kunst, een tijdrovende kwestie. Dat zal anders gaan dan vroeger. Den Ouden: „Op de kunstacademie kwamen studenten ook wel met een paar modderstrepen op het doek. Als docent kon je er niets van zeggen. Dat soort werk hing namelijk ook in het Stedelijk Museum.”

Reformatorische kunstenaars maakten volgens hem geen gebruik van de BKR. „Dat stond en staat haaks op de overtuiging in onze kringen dat je niet op de zak van anderen mag leven, maar moet proberen te verkopen. En terecht.”

Herinvoering

Toch ziet de kunstenaarsvoorman wel wat in een eventuele herinvoering, zij het niet als openeinderegeling. „Voor jonge kunstenaars zou het een goed idee zijn om hen binnen een zekere termijn, zeg drie jaar, een basisinkomen te geven en daarbij hun productie serieus te beoordelen. Daarin kunnen zij proberen hun productie te koppelen aan de markt.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer