De bordeelhouders brachten grof geschut in stelling toen hun zaken drie jaar geleden voor straf een maand op slot moesten. Ze dreigden de gemeente Deventer met schadeclaims. De Oost-Europese vrouwen hadden weliswaar geen geldige vergunning in hun bezit, maar hadden daarvoor wel een aanvraag bij het ministerie van Justitie ingediend. Dat de zelfstandig werkende prostituees geen verblijfs- en tewerkstellingsvergunningen hadden, werd veroorzaakt door de trage afhandeling van hun aanvragen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), aldus de sekshuisexploitanten. Zij hadden geprobeerd de IND tot spoed aan te zetten, maar dat had niet geholpen.

De rechtbank in Zwolle verklaarde vorig jaar het beroep van de bordeelhouders gegrond. Volgens de rechtbank is het op grond van de associatieovereenkomst tussen lidstaten van de Europese Unie en voormalige Oostbloklanden voldoende als zelfstandigen die in de EU willen werken een aanvraag voor een vergunning hebben ingediend. Dat een beslissing over de aanvraag lang uitblijft, kan de aanvragers niet worden kwalijk genomen.

De Raad van State stelt dat het verrichten van arbeid als zelfstandige in Nederland niet was toegestaan omdat de vrouwen geen van allen in het bezit waren van een geldige vergunning. Dat de vergunning is aangevraagd, blijkt onvoldoende. De uitspraak van de Raad van State sluit aan bij een uitspraak van het Europese Hof uit 2001.

De Raad van State heeft de uitspraak van de Zwolse rechtbank vernietigd en het beroep van de bordeelhouders alsnog ongegrond verklaard.