Bang voor slangen in de regentijd
Boersma is lid van het onderzoeksteam dat in Nepal is namens het Christelijk Noodhulpcluster. Voor ZOA, Woord en Daad, Red een Kind, Tear en Dorkas inventariseerde hij, samen met twee andere hulpverleners, waar en hoe de samenwerkende christelijke organisaties hun geld het beste kunnen besteden. Morgen vliegt hij terug naar Nederland.
Op het eerste gezicht lijkt de schade vreemd genoeg mee te vallen, vertelt Boersma. „Toen we vorige week donderdag, vier dagen na de aardbeving, aankwamen in de hoofdstad Kathmandu, verwachtten we een lijkgeur en grote hopen puin. In de stad zijn inderdaad verschillende gebouwen ingestort, maar er zijn ook hele straten waar alles nog overeind staat. De woningen die stevig zijn gebouwd met beton en cement hebben het meestal wel overleefd. De helft van de winkels is alweer open, taxi’s rijden weer, er is voedsel genoeg. Onze eerste reactie was: waar is het rampgebied? Die ervaring had eigenlijk iedereen die in Kathmandu aankwam.”
Modder en keien
Toch moet de verwoesting die de aardbeving aanrichtte niet worden onderschat, zegt hij. „De ramp zag er alleen anders uit dan ik had gedacht. Het zijn vooral de traditionele gebouwen, van stenen met modder of wat klei ertussen die zijn ingestort.” Daarom richtte de aardbeving van 7,8 op de schaal van Richter juist in de afgelegen gebieden in de bergen veel schade aan. „Daar bouwen de mensen hun huizen met modder en keien. Die zijn daar in overvloed te vinden, maar vormen een wankele constructie.”
Het overgrote deel van die gebouwen is ingestort of door instortingsgevaar onbewoonbaar geworden. In totaal zou het gaan om honderdduizenden woningen. Boersma zag daar met eigen ogen iets van toen hij met zijn team de bergen introk om te zien hoe de situatie in de dorpen was. „Je moet dan eerst drie à vier uur rijden vanuit Kathmandu en dan nog een uur lopen. Er zijn ook dorpen die nog veel meer afgelegen liggen. Om daar te komen zou je wel drie of vier dagen moeten lopen. Hulpverlening kan dan alleen met helikopters plaatsvinden. Zo’n kostbare operatie is echter meer geschikt voor organisaties die veel geld te besteden hebben.”
Het team van Boersma zal het Christelijk Noodhulpcluster daarom adviseren om zich te richten op meer nabije dorpen waar toch nog weinig hulpverleners zijn geweest. „We hebben gezocht met lokale partnerorganisaties die het gebied goed kennen, zodat we ook op de langere termijn effectief hulp kunt bieden.”
Regenseizoen
Boersma’s grootste zorg is de regentijd, die in Nepal van juni tot en met september duurt. „Er is te weinig tijd om de huizen voor die tijd te herbouwen, dus zullen mensen het moeten doen met een stuk zeil dat ze hebben gekregen. Traditioneel is het gebruikelijk dat ook de koeien in huis leven, dus dan zit je daar met je gezin en je koeien in een tent. Hoe hou je dan vijf maanden vol? Op korte termijn zal er een tweede ronde moeten komen om de tijdelijke onderkomens meer geschikt te maken voor maandenlang gebruik in regentijd.”
Juist in het regenseizoen zijn mensen die in tenten verblijven ontzettend kwetsbaar, stelt Boersma. „Niet alleen door het water, maar ook door ziekten en ongedierte dat op de loer ligt. Er was een vrouw die ons vertelde dat ze erg bang was voor slangen. In de regentijd komen die weer tevoorschijn. Zo’n tent biedt dan veel minder bescherming dan een huis.”
Het is overigens de bedoeling dat het Christelijke Noodhulpcluster voorlopig blijft samenwerken. „Dat is iets waar de partnerorganisaties ook uitdrukkelijk om hebben gevraagd: Alsjeblieft, zorg voor één contactpersoon met wie we alles kunnen regelen.”
Gebed
Lokale hulpverleners voelen zich overweldigd, merkte Boersma. „Door de enorme vraag om hulp, door het grote hulpaanbod vanuit allerlei landen, maar vooral ook door de shock.” Gebed voor hen is hard nodig, stelt hij. „Ze maken lange dagen en zijn zelf ook ernstig getraumatiseerd. Bijna iedereen kent wel iemand die is omgekomen. Elke keer als er een wat stevigere naschok voelbaar is, hoor je gegil en rennen mensen in paniek naar buiten. Het is heel heftig om het puin van ingestorte gebouwen te zien en te weten dat er nog mensen onder liggen, misschien nog levend, maar waarschijnlijk niet.”
Boersma sprak in de bergen met veel dorpelingen. „We ontmoetten een sterke bevolking, die weet hoe met tegenslagen om te gaan. Naast de pijn om het verlies van familieleden en dierbaren begint bij veel mensen nu ook het besef langzaam door te dringen dat ze veel of soms al hun persoonlijke bezittingen kwijt zijn. Dat raakt hen enorm.”
Sommige dorpen liggen compleet in puin. Daar zullen alle traditionele huizen voorgoed verdwijnen en worden vervangen door nieuwbouw. „Zoiets heeft enorm veel impact. Nepal krijgt voor een deel een ander gezicht na deze ramp.”
Wat de herbouw bemoeilijkt, is dat veel Nepalese mannen in het buitenland verblijven om daar geld te verdienen. „Zo sparen ze voor hun huis. Ik sprak een vrouw van 22 met een dochtertje van anderhalf. Haar man was net een maand geleden voor twee jaar naar het Midden-Oosten vertrokken om de lening voor de bouw van hun woning af te kunnen betalen. Dat huis is nu deels ingestort, dus hij zal ook nog moeten gaan sparen voor een nieuw huis.”
De 22-jarige vrouw sliep overigens nog gewoon in haar huis. „Levensgevaarlijk”, aldus Boersma. „Maar haar dochtertje was ziek, dus wilde ze toch het liefst binnen slapen. Als je zoiets ziet, denk je: Hoe moet het de komende twee jaar met zo’n vrouw?”
Boersma zal de samenwerkende christelijke hulporganisaties adviseren om extra oog te hebben voor kwetsbare mensen zoals deze vrouw. „Zij is niet de enige. Er zijn veel sterke mannen en zonen die in het Midden-Oosten zijn om geld te verdienen. Het is natuurlijk fijn als zij af en toe wat geld naar huis kunnen sturen, maar wie moet hun huizen herbouwen?”