Koffers op een koude vloer
Twee bruine leren koffers staan op de kille stenen vloer van de Oude Kerk in Delft. In witte letters zijn er namen en adressen op geschreven: Abraham, Debora, Sara – ze komen uit Amsterdam, Holland. Een zwarte jas met gele Jodenster op een van de koffers completeert het stilleven.
De koffers symboliseren de vervolging van Joden in de Tweede Wereldoorlog. Ze werden opgejaagd, uitgestoten, vernietigd – alleen omdat ze Joods waren. En dat kan zomaar weer gebeuren, waarschuwt kunstenares Jip Wijngaarden. In het Delftse bedehuis heeft ze een expositie ingericht met de veelzeggende titel ”Remember” – herinner je. „Als wij niet leren van het verleden, als wij ons distantiëren van de gruweldaden waartoe wij, volken uit Europa, in staat bleken, zal het vergoten bloed van de miljoenen ons eens inhalen én tegen ons getuigen. Misschien niet hier in dit leven, maar dan zeker in het leven hierna.”
Lange tijd verkeerde Jip Wijngaarden (1964) in de wereld van de showbizz. In 1982 werd ze tot haar verrassing uitgekozen voor de rol van Anne Frank in de theaterproductie ”Het dagboek van Anne Frank”. Hoewel ze geen Joodse was, had ze wel een zekere gelijkenis met het meisje dat ondergedoken zat in het Achterhuis. Hierna speelde Wijngaarden in diverse andere films en toneelstukken; een glanzende carrière als actrice lag voor haar. Vanbinnen was ze echter eenzaam en onzeker, beschadigd als ze was door gebeurtenissen in haar jonge jaren. Van het christelijke geloof moest ze niets hebben, ze hield God verantwoordelijk voor haar problemen.
In 1990 kwam de grote ommekeer in haar leven. In het begin van dat jaar verhuisde ze naar Parijs, waar ze na een stormachtige tijd trouwde met de geluidsman Philippe Combes. In hun zoektocht naar authenticiteit, waarheid en geborgenheid, kwamen Jip en Philippe beiden, zij het niet gelijktijdig, tot het geloof in Jezus als de Joodse Messias. De glitter- en glamourwereld waarin ze leefden keerden ze de rug toe.
Kostbare schat
Voor het Joodse volk heeft Jip Wijngaarden altijd bijzondere belangstelling gehad. Begin jaren zeventig van de vorige eeuw vond ze een gehavend exemplaar van een van de eerste drukken van het dagboek van Anne Frank. Het zat tussen de spouwmuren van de boerderij in Putten waar ze toen woonde. „Een kostbare schat, die ik in mijn schoot geworpen kreeg door iets of iemand hoger dan mijzelf”, zo omschrijft ze het nu.
Als beeldend kunstenaar put Jip Wijngaarden rijk uit de Joodse traditie. Dat wordt in Delft nog eens onderstreept. Thema’s uit het Oude Testament vormen een belangrijke onderdeel van de tentoonstelling. Er hangen doeken met titels zoals ”Hooglied”, ”Esther”, ”Verbond” en ”Job”.
Het lijden van het Joodse volk is een rode draad in de expositie. Verwijzingen naar de Holocaust zijn overal terug te vinden, soms heel subtiel. Esther bijvoorbeeld draagt –al is het bijna niet zichtbaar– een Jodenster. Ze ziet beelden van de uittocht uit Egypte voor zich. De Joden dragen koffers, Esthers hand rust op een boekrol.
Boven de twee koffers op de kerkvloer hangt het schilderij ”Amsterdam huilt”. Het is een impressie van de zogenoemde ”Stippenkaart”, een plattegrond van Amsterdam uit 1941 waarop de verspreiding van Joden in kaart is gebracht. Elke stip staat voor tien Joodse mensen. Wijngaarden noteert: „Zij werden uit hun huizen gesleurd, afgevoerd in beestenwagens naar concentratiekampen in het kille oosten. Daar kregen ze een nummer op hun arm gebrand. Zij waren geen personen meer, hun namen werden hun afgenomen. De meesten zijn vermoord.” De kunstenares heeft met een ijzeren graveerpennetje de plattegrond in de verf gekrast. „Als je met je hand over het schilderij zou gaan, voel je waar de pijn zit.”
Wachten
Koffer en jas komen terug in het stilleven ”De tijd stond stil”. Op een gangtafeltje staat een klok; het loopt tegen twaalven. Een bruine jas met davidster ligt ernaast, samen met een restje brood en een beker wijn die bij de viering van de sabbat zijn gebruikt. Op de vloer staat een koffer. Wijngaarden: „Joodse mensen hadden in de oorlog op deze manier hun koffer klaarstaan. Ze hadden een brief ontvangen waarin stond wat ze mee mochten nemen, en ze zouden binnen korte tijd een oproep krijgen om weggehaald te worden. En toen begon het wachten…”
Aangrijpend is het portret van Anne Frank uit 2013. Het meisje kijkt op van het schrijven in haar dagboek. Uit de blik in haar ogen spreekt het besef dat het voorbij is, definitief – de onderduikers zijn verraden. Bloedspatten tasten het beeld aan. Een kind wordt geofferd op het altaar van demonische machten. Wijngaarden heeft er geen woorden voor. Alleen dit: „En de Koning zal hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan.”
Daarom mogen we niet vergeten. Wijngaarden roept er hartstochtelijk toe op om „dit brandende verleden naar het heden toe te slepen.” Geen antwoorden geven, maar vragen stellen. „Waar zullen wij staan als wij ooit in zo’n vreselijke strijd terechtkomen? Tussen de rechtvaardigen, die de ander te hulp komen met risico voor eigen leven? Bij hen die waardig, liefdevol en onbaatzuchtig in de duistere, gruwelijke nacht hun licht laten schijnen?”
Het drama van de Shoah, de concentratiekampen en de poging tot uitroeiing van een heel volk is zo onwerkelijk dat wij het bijna niet kunnen geloven, erkent de kunstenares. „Het gebeurt voor onze ogen en toch kunnen wij niet bevatten dat de mens, ons soort mensen, in staat is tot zo veel beestachtig kwaad. Het zou op zijn minst een onrust in ons hart moeten doen ontwaken. Een unheimisch gevoel dat niet zomaar gesust kan worden, een doorn die in ons geweten blijft haken en bij tijd en wijle een schok door onze zenuwbaan stuurt: „Vergeet mij niet!” „Doe er wat mee!” „Herdenk!” „Leer er wat van!””
Verborgen
Nog één vraag blijft: Waar was –en is– God in het lijden van de Joden? Een antwoord heeft Wijngaarden niet. Op een zwoele dag zit ze bij de Klaagmuur in Jeruzalem. Ze denkt aan de onderdrukten, aan de gedeporteerden met hun koffertjes, aan het altijd maar weer voorttrekkende Joodse volk. „Wanneer zullen zij eindelijk thuiskomen?” Woorden van Jesaja komen in haar op: „In al hun benauwdheid was Hij benauwd.” Het werd de titel van een schilderij; een stoet verloren mensen loopt op een helgele weg. „Het lijkt wel alsof ze zo de hemel binnenlopen. ”Luftmenschen” noemden de Duitsers hen. Na aankomst in het kamp werden ze direct vergast en verbrand. Vervolgens dwarrelden ze als asdeeltjes door de lucht. Het zijn de gedeporteerden. Ze lopen in de nacht en hebben alle moed verloren. Maar er is Iemand bij hen Die meeloopt, meelijdt… Is het de Messias? Zij herkennen hem niet en Hij heeft Zijn gelaat verborgen.”
Toch geeft het besef dat Hij erbij is houvast, hoe fragiel ook. Wijngaarden: „Onder de wolken van de zwarte nacht heb ik de aanwezigheid van de Eeuwige geschilderd in de vier letters: Jod, He, Vav, He. Ze zijn als het ware de wortels waaruit een dun lijntje naar boven loopt, naar de menora. Boven de wolken is er licht. Maar ook dit zien de gedeporteerden niet. In ieder geval… niet met het blote oog.”
Bij de tentoonstelling (te zien t/m 22 augustus) verscheen ”Aloude paden” over het leven en het werk van Jip Wijngaarden. Verkrijgbaar in de shop van de Oude Kerk Delft.