„Vier mij op de vijfde mei”
Laat ik maar gelijk met de deur in huis vallen: wat betreft mij houden we dodenherdenking en Bevrijdingsdag voortaan op een en dezelfde datum: op 4 mei, en ik zal uitleggen waarom. Die twee data beginnen qua inhoud en sfeer zó uit elkaar te groeien dat de spagaat die nodig is om ze bij elkaar te houden te pijnlijk wordt.
De dag na dodenherdenking héét dan nog wel Bevrijdingsdag, maar in werkelijkheid is het Dag van de Vrijheid, want we vieren dan niet zozeer onze bevrijding, maar steeds meer dat we ”vrije mensen” zijn. Dat laatste heeft volgens mij meer met ideologie te maken dan met historie, en daarmee hebben we na één nachtje slapen de doden van 4 mei wel heel snel achter ons gelaten. Nog nooit lagen de oorlogsgraven op 5 mei er zo verlaten bij als tegenwoordig.
Als de dingen zo liggen, is het niet verwonderlijk dat op 5 mei er niet meer gevierd wordt, maar gefeest. De Bevrijding vieren? Dat doen de oorlogsveteranen maar; latere generaties vieren feestelijk hun vrijheid.
Ordinair jatwerk is het, dat feesten rond de totempaal die Vrijheid heet, want uit dat weerloze oorlogsverleden zijn wat elementen gehaald die vervolgens zijn samengesmeed tot een naar ideologie riekend levensprogram. Want zeg nu zelf: bevrijding gaat over onmacht, over hulpeloosheid en overgeleverd zijn. Maar vrijheid getuigt van autonomie, van zelfredzaamheid en daadkracht. Je zou het bijna verraad aan de doden van 4 mei noemen, deze verdraaiing van het verleden.
Intussen luidt het motto van deze dodenherdenking: ”Wie zijn ogen sluit voor het verleden, die is blind voor de toekomst”. Mooie tekst, maar hij is mij iets te glad en daarmee niet uitstijgend boven het niveau van smartlappenfilosofie.
Met zo’n motto laten we de mens immers net iets te veel verstoppertje spelen achter het verleden. Waar is de mens zelf in dit verhaal? Waar klinkt zijn vraag naar wat dat verleden zegt, oordeelt over mij, over jou, over u, over ons?
Zolang die vraag niet wordt gehoord en wordt besproken en wij doen alsof we toeschouwers zijn, zolang we weigeren onszelf in onze naaktheid te spiegelen in dat gruwelijke verleden, zolang blijft het tobben bij die overgang van verleden naar toekomst, en dus ook bij de overschakeling van 4 naar 5 mei. We blijven dan selectief eigen keuzes maken in wat wel en wat niet mee mag van dodenherdenking naar Bevrijdingsdag en van verleden naar toekomst.
Een ander voorbeeld van dat selectieve? Waarom wordt ”vrijheid” wel tot grote hoogte geprezen, maar krijgt ”het kwaad” niet of nauwelijks een naam of gezicht? Dat is voor mij altijd een raadsel gebleven. Alsof er vanuit ons oorlogsverleden geen reden is om dát nadrukkelijk aan de orde te stellen!
Stel ik soms buitenaardse zaken aan de orde? Nee toch? Die lastige hoogstpersoonlijke vraag naar het kwaad –in mij, buiten mij– waart toch in ieders geest rond, juist op dagen als deze? Wat had ík gedaan in oorlogstijd? Zou ík Joden onderdak hebben geboden? En sluimert het verraad niet altijd ook in mij, al mijn nette gedrag en mooie woorden ten spijt?
Als het oorlogsverleden die vragen niet losmaakt, dan doet het heden dat wel. Door om me heen te kijken, word ik met tal van gedaanten van ”het kwaad” geconfronteerd, niet het minst in de gruwelijke massamoorden door Islamitische Staat.
Intussen geldt: wie zulke selectieve keuzes op de 5e mei laat maken, die kan maar beter al te grote woorden –over de toekomst enzovoort– achterwege laten.
Maar er is ook een remedie. Zo stel ik voor dat leerlingen en scholieren verplicht worden een wandeling over onze oorlogsbegraafplaatsen te maken. Laat daar het verleden zelf maar spreken, in plaats van dat wij het selectief plunderen. En waar is dat spreken indringender dan te midden van die duizenden graven? „Wij voor jullie”, fluistert het van tussen de kruisen. Wie dát hoort en op zich in laat inwerken, die hapt existentieel naar adem.
Op zo’n plek valt helemaal niks te feesten, en juist daarom is hij heilzaam: de spagaat tussen 4 en 5 mei zou er zomaar kleiner van kunnen worden omdat door de herinnering aan al die omgekomen jongemannen, echtgenoten en vaders, de Dag van de Vrijheid weer wat meer Bevrijdingsdag wordt.
Wordt het motto van vandaag –over dat zicht op het verleden en op de toekomst– zo dan tóch realiteit en gaan mijn ogen alsnog open? Ach, we weten wel beter. Er is echt meer nodig om ons uit de rol van toeschouwer te krijgen, wég uit onze comfortzone naar een plek waarin wij zelf ter discussie staan. Daar is echte heilsgeschiedenis voor nodig. Nee, niet een door ons met behulp van tegeltjeswijsheid opgelapte gang door de tijd, maar een door God in gang gezette uittocht. En ziedaar: in de heilsgeschiedenis die we uit de Bijbel kennen, staat precies de vraag centraal die wij almaar ontlopen: Adam waar ben je?
Wie van een persoonlijke verlossing en bevrijding weet, wie opgenomen is in de heilsgeschiedenis van God, alleen die mag met grote woorden spreken en heeft echt zicht op toekomst.
Er gebeurt dan nog iets. In het licht van Gods verlossend handelen in Jezus Christus reduceert onze geschiedenis tot een decor en staat er nog maar één kruis centraal: dat van Hem Die Zijn leven gaf voor zondaren.
Dan blijft 4 mei bijzonder en buig ik op die dag diep voor de martelaren van onze bevrijding. Maar vervolgens kijk ik omhoog en dank ik God voor míjn bevrijding. En ik bazuin het rond: „Vier ook míj op de vijfde!”
En wat doen we dan morgen met de vlag? Die blijft halfstok, daar komen we niet aan.
Maar van die stók zagen we wel de helft vanboven af.