„Soms schaam ik me dat ik zo weinig over de Armeense genocide weet”
EDE. Hoewel hij over zijn eigen voorgeslacht en over hun ervaringen met de volkerenmoord van 1915 weinig weet, vindt CHE-student Gasi Gasparian (27) het wel degelijk van belang de herinnering aan de Armeense genocide levend te houden. „Mensen móéten dit weten. Misschien voorkomt dat herhaling.”
Een erg gemiddelde CHE-student is Gasi Gasparian niet. Niet alleen doordat hij gehuwd is en vier kinderen heeft, maar ook door zijn Armeense identiteit. Vijftien jaar geleden vluchtten zijn ouders uit het door oorlog ontredderde Armenië. „Negen jaar geleden hebben wij, via het generaal pardon, een verblijfsstatus gekregen.”
Donderdag organiseerde Gasparian, eerstejaarsstudent aan de lerarenopleiding godsdienst, op de CHE een bijeenkomst over de Armeense genocide, die vrijdag precies honderd jaar geleden begon. Sprekers waren SGP-Kamerlid Bisschop en de Armeens-evangelische predikant Gor Katchikyan.
Gasparian: „Ik kan het niet ver- dragen dat mensen er zo weinig van afweten. Velen weten Armenië op de wereldkaart niet te liggen, terwijl het om een oeroud land en volk gaat. Het spijkerschrift en de hiërogliefen zijn duizenden jaren oud, maar de zogeheten petrogliefen zijn nog ouder. Die rotsinscripties zijn onder meer in Armenië gevonden.”
Maar al zou je het land niet weten te liggen en onbekend zijn met het feit dat Armenië in 301 als eerste natie ter wereld het christendom als staatsreligie aannam, dan zou je toch iets moeten weten van de gruwelijkste gebeurtenis uit de geschiedenis van de Armeniërs: de genocide van 1915, vindt Gasparian. „Dat toen in amper een jaar tijd zo’n 1,5 miljoen Armeniërs door de Jong-Turken zijn vermoord omdat die hun land zuiver islamitisch wilden maken, móéten mensen weten. Vooral om te voorkomen dat het zich herhaalt.”
De genocide ligt verankerd in het collectieve geheugen van alle Armeniërs. Toch betekent dat niet dat Gasparian er vanuit zijn eigen familiegeschiedenis veel van weet. „Mijn vader vertelde pas een jaar geleden dat de opa van mijn opa Sarkis heette en bekend stond als dappere Sakho. Hij moet rond Erzurum vele volksgenoten beschermd hebben tegen de Turken, maar daarbij uiteindelijk zelf de dood hebben gevonden.”
Dat Gasparian er weinig van weet, heeft te maken met het feit dat hij opgroeide in de Sovjetrepubliek Armenië. „Mijn opa, die in 1989 is overleden, had een hoge functie in het Russische leger. Hij is in de Tweede Wereldoorlog met zijn manschappen opgerukt tot in Berlijn. Als hij zijn jas opentrok, hing zijn borst vol met eretekens.”
Armeniërs die na 1915 in de diaspora raakten, hielden in hun gelederen de herinnering aan de genocide springlevend, weet Gasparian. „Maar ín Armenië was dat helemaal niet het geval. Daar werd er bij iedereen ingepompt: wij zijn communisten, onze persoonlijke geschiedenis doet er niet toe. Ik denk dat er mede daardoor in mijn familie niet zo veel herinneringen leven, en dat we ook weinig voorwerpen bezitten uit onze geschiedenis.”
Gek genoeg slaagden de Sovjets dus op het punt waar de Turken faalden, namelijk het zo goed mogelijk uitwissen van de Armeense geschiedenis. „Ik vind dat verschrikkelijk. Soms schaam ik me er bijna voor dat ik zo weinig van de historie van mijn familie weet. Maar in zekere zin past dit dus in het plaatje van alle genocides: veel wat gebeurd is, is uitgewist, vergeten of verzwegen.”
Pas na een aantal jaren in Nederland te hebben gewoond, begon Gasparian zich werkelijk in de geschiedenis van zijn volk te verdiepen. „Toen werden mijn genen wakker. In Nederland ging ik Armenië missen, ontstond een gevoel van weemoed en nostalgie, zoals in Bijbelse tijden de Joodse ballingen in Babel dagdroomden over Jeruzalem. Ik ging een inhaalslag maken en van alles over mijn land en cultuur lezen. En dus ook over de genocide.”
Vrijdag gaat hij als het even kan naar de genocideherdenkingen in Assen en Almelo. „Ik wil erbij zijn en bloemen leggen, uit respect voor de slachtoffers.” Dat Turkije ooit de volkerenmoord op de Armeniërs en op de Syrisch-orthodoxen als een genocide zal erkennen, gelooft hij niet. „De weerstand daartegen onder Turkse politici is te groot.”
Dat neemt niet weg dat Gasparian met diverse Nederlandse Turken vriendschappelijk omgaat. „Nee, ik heb geen antipathie tegen Turken. Integendeel, we hebben voor een belangrijk deel dezelfde cultuur, dezelfde eetwoonten en muziekvoorkeur. Dat sluit eigenlijk prima op elkaar aan. Over de genocide wisten mijn Turkse kennissen tot nu toe weinig of niets. Maar ik kon er met hen gewoon over praten.”
Wat gebeurde er eigenlijk op 24 april?
Op 24 april 1915 pakte de politie in Istanbul 235 vooraanstaande Armeniërs op, die allen geëxecuteerd werden. Het was het startsein voor een grote, van bovenaf georganiseerde aanval op alle Armeniërs in het Ottomaanse Rijk, die later bekend zou raken als ”de eerste genocide van de 20e eeuw”. Tussen de 1 en 1,5 miljoen Armeniërs kwamen om, alsmede meer dan een half miljoen Arameeërs en duizenden Grieks-orthodoxen. Hoewel het lang niet de eerste aanval van de Turken op de Armeniërs betrof, geldt 24 april dus als dé herdenkingsdag van de Armeense genocide.